dinsdag 28 december 2010

Westelijke kerstwoorden

Tweede kerstdag. Terug aan de zonnige, droge westkust van Hawaii. Op een klein vissersbootje op een deinende oceaan. Nu niet met internationale homo's, maar met jonge vrouwen in bikini.
We zijn nog geen tien minuten op het water als we hem horen. De grootvader van de oceaan. Hij spuit water hoog de lucht in en slaat met zijn staart op het water. 'Oh my god!'roepen we in koor. De god van de onderwaterwereld.
Hij laat zich vaak zien op deze unieke kerstdag. Een keer zijn we zo dichtbij dat ik de pokken op zijn huid en de witte onderkant van zijn staart kan zien.
Een kleintje volgt. Ronde rug. Zwarte rugvin. Een familie Humpback whales als kerstkado.

Kerstavond in de tropen

Op kerstavond ben ik in een kunstenaarswoning met open ramen en ruw houten pilaren die het dak ondersteunen. Schilderijen van naakte mannen aan de muur. En een woonkamer vol homo's uit de hele wereld. De ene heeft een roze hoed met glitters op, de ander draagt een gouden bril. We doen hetzelfde kado-ruil-spel als dat ik met sinterklaas in Nederland heb gedaan. Ondanks dat ik geen man en geen homo ben, voel ik me toch thuis. Een nieuwe gemeenschap. De eigenaar van het huis, en tevens de oprichter van het alternatieve resort waar ik kampeer, danst de hula, een Hawaiiaanse traditionele dans. Hij wiegt met zijn heupen, zijn grijze ogen stralen. We zingen met z'n allen 'Imagine' van John Lennon. Een kerst van vele jaren terug in India komt voorbij, toen ik hetzelfde nummer met de hippies in Sarnath zong. Met een Hawaiiaans/Nederlands stel loop ik terug door de donkere jungle. Het regent. We zingen Mele Kalikimaka en Stille Nacht.
Alles valt op zijn plek. De kikkers, de regen, de schaduw en het vuur van Pele.

You may say I am a dreamer
But I am not the only one
I hope some day you will join us
And the world live as one

vrijdag 24 december 2010

Een ontmoeting met Pele

Ik heb Pele ontmoet, de vurige vulkaangodin van Hawaii.

Zwarte gestolde lava tot aan de horizon. Via via heb ik twee mannen ontmoet die hier wonen, midden in het lavaveld van de jongste en actiefste vulkaan van deze wereld. Sinds hun land, dat ze wilden gebruiken om geiten te hoeden, is opgeslokt door Pele, zijn ze haar volgelingen geworden. En leiden ze mensen naar haar hete voeten.

Hun houten huis staat midden in dat zwarte maanlandschap. Met potten hebben ze een soort tuin gecreeerd. Ze hebben zonnepanelen en ze brengen zelf water mee.
We lopen een uur door het eindeloze zwarte landschap. Rechts de vulkaan, links de zee. We zien het hek van de voormalige snelweg nog gedeeltelijk boven het zwarte, steenkoolachtige materiaal uitsteken. Eerst neemt de lava alles op om het daarna weer uit te spugen. Verkoolde bomen liggen her en der.

Op den duur komen we bij lava aan dat nog geen twee dagen oud is, maar nu al keihard. We lopen er over heen. De stenen zijn heet en er onder hoor ik het nog vloeibare lava sissen.

En dan ontmoeten we Pele. Oranje gloeiend lava vloeit traag vanuit de zwarte korst. We brengen een offering aan haar. Ze eet gretig van de groene bladeren, om daarna bij wijze van dank, een grote vuurtong voor onze voeten te laten stromen. Zo dicht ben ik nog nooit bij het vuur van moeder aarde geweest. Ik voel een overweldigende en stille eerbied. Bijna in trance loop ik door Pele's zwarte land.

Dan begint het keihard te regenen. Het water verdampt meteen op het gloeiend hete landschap en we zien helemaal niets meer. Met de handen op elkaar schouders, schuifelen we snel van de hete stenen, op zoek naar ouder, minder heet lava.

Zodra ik in de auto zit op de terugweg door het groene vochtige regenwoud, lijkt het alsof Pele niet bestaat. Maar toch - ze was er echt - mijn schoenzolen zijn gesmolten, ik ruik naar zwavel en ik voel haar hete adem in mijn nek.

woensdag 22 december 2010

Woorden vanaf de oostkust

Ik ben nu in een heel ander Hawaii. Aan de oostkant. Mijn veilige veranda aan de weskust voelt ver weg. Ik kampeer midden in de jungle. De lucht zindert. Ik hoor krekels, kikkers, vogels. Lianen, palmen, bananenbomen en heel veel ander, onbekend groen omringt mijn tentje. Het regent tachtig procent van de dag.
Het resort waar ik verblijf ligt aan de kust. Een uur rijden van de bewoonde wereld. De bomen hangen over de kronkelweg heen, alsof ze het asfalt opeisen. De kust is ruig en zwart, gestold lava. De branding is heftig.
Ook ik ben anders aan deze kant van het eiland. Rusteloos. Zwart als het strand. Vurig als de vulkaan. Ondoordringbaar als de jungle. Het oosten is mijn schaduwkant. Hier rijzen mijn buien tegen de klippen op. Ik huil naar de volle maan, naar de oceaan en zing in de wind.
Op mijn natgeregende gympen loop ik langs de kust. Op mijn natter slippers klepper ik door het woud. Op een harde houten ondergrond slaap ik.
En in deze lounge, een donkeregroene veranda, omgeven door muskietengaas, vlieg ik heel even, via de wifistroom, weg naar een andere wereld.

maandag 20 december 2010

Zuidelijke woorden vanuit Hawaii

Een zachte bries waait over mijn rug. In de verte hoor ik de oceaan op het strand stuk slaan. Een grijze wolk rolt van de vulkaan naar beneden. De kinderen uit de buurt spelen op straat.
Deze veranda is mijn nieuwe tropische huis. Knalgroene gekko's rennen over de roze, houten vloer en de rieten wanden. De klamboe boven mijn bed wiegt in de wind. Hier word ik 's ochtends wakker gemaakt door de ochtendzon en de vogels. Hier zit ik 's middags met uitzicht over de oceaan te schrijven. Hier zie ik 's nachts de sterren fonkelen. Ik bekijk dit eiland vanuit dit veilige plekje.

Veel heb ik nog niet van Hawaii gezien, maar vanaf hier zie ik wel dat dit niet het Hawaii is dat ik van de plaatjes ken. Ik zit op de Big Island. De vriendin bij wie ik logeer, noemt dit eiland 'de basischakra' van de Hawaiiaanse eilanden reeks.(Er zijn zeven eilanden, en Hawaii zelf is het grootste en zuidelijkst gelegen eiland.) Hier dragen de hippie's geen serene witte kleren, maar hebben vieze nagels van het werken op de koffieplantages. Hier heb je niet altijd een knalblauwe lucht, maar is het eiland gehuld in vog - een vulkanische mist, die ontstaat doordat het hete lava afkoelt in de zee. Hier heb je geen witte maar zwarte stranden, en regelmatig valt er een tropische regenbui.Ik drink geen cocktails, maar warme chocolademelk.
Ik voel me gegrond hier. Geankerd in de oceaan waar ik op uit kijk.

De eerste keer dat ik in die helder blauwe zee dook, stak meteen een reuzenschildpad naast mij zijn kop boven het water uit. En even later sprong een eindje verder een dolfijn hoog de lucht in. 'Aloha!' zei Hawaii. 'Welkom.'

Ik dreef op mijn rug op de zoute deining. Ik dacht aan de overtocht over de atlantische oceaan, die ik jaren geleden heb gemaakt. Toen sprongen we regelmatig over boord, om naast het schip te drijven. De golven waren zo groot, dat in een dal het schip uit het zicht verdween en ik alleen nog maar water zag. Duizende meters ongekende diepte onder me, eindeloze lucht boven me, alleen maar zee om me heen. Ik was nog nooit door zoveel ruimte omgeven.

Dit eiland drijft in diezelfde ruimte. Als een schildpad. Deze veranda is mijn schild. En mijn schip. Ik sta op de punt, met mijn armen gespreid, en zeil de wereld tegemoet.

vrijdag 10 december 2010

Noordelijke woorden

Soms schrijf ik zelf mee tijdens mijn maandelijkse schrijfcafe's in het Louis Hartlooper Complex. Onderstaande schreef ik bij 'Woorden uit het Noorden'.

'Elke nacht torent er een vierkant van sterren op in het noorden. Een brandaris, met bovenin een knipperende poolster. Lange tijd heb ik met mijn rug naar de noordelijke sterrenhemel gestaan. Ik keek naar het zuiden, waar ik de Taj Mahal zag schitteren. Heldere, marmeren sterren tegen een melkwegwitte achtergrond. Ze lonkten mij en ik trok er op uit.

Eenmaal tussen de Indiase sterren werd ik verblind door de pracht en praal van het zuiden. Wat een licht, wat een vuurwerk. Geen enkele ster leek op zijn plek te blijven staan. Elke minuut was alles anders.

Ik verloor mijn orientatie en verdwaalde in deze marmeren melkwelk. Ik zocht in het noorden naar houvast, maar nergens was mijn stabiele sterrentoren te zien. Pas toen besefte ik hoe belangrijk ze was geweest. Want ook al stond ik met mijn rug naar haar toe, als een vuurtoren had ze mijn weg beschenen. Het was het licht van de poolster geweest die de Taj Mahal had uitgelicht.'

dinsdag 30 november 2010

Kalme overwinning

So they call me a winner...

Ik heb het gehaald. 57 000 woorden heb ik geschreven deze maand.
Nee, de eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik er waarschijnlijk maar 37000 heb geschreven. Ik had er al 20.000.

Maar dat doet er niet toe. Ik ben een winnaar.
'Maar wat win je dan?' vragen mensen mij.'Publicatie?'

Ik win niets. Zelfs niemand leest mijn 57 000 woorden. Alleen de computer telt ze. En schreeuwt dan via mijn luidsprekers: YOU'RE A WINNER!

Geen winnaar van eeuwige roem, geen winnaar van erkenning als schrijver, geen winnaar van ook maar een klein inhoudelijk compliment.

Ik ben alleen voor mezelf een winnaar. Zonder publiek, zonder lezers.

En dat is genoeg. Maar ik sta niet te juichen en te applaudiseren. Het is een rustige victorie. Toen ik gisteren een einde had geschreven aan dit verhaal waar ik al jaren mee bezig ben, voelde ik me behalve uitgeput, vooral kalm. Net als het hoofdpersonage. Kalm konden wij zeggen: klaar.

Ik ging naar de Walvis en dronk een gluhwein. Het was al donker, buiten raasde een ijzige oostenwind. Groene en rode lichtjes knipperden op de waddenzee, de lichtbundel van de brandaris gleed over het groene strand. Ik zag mijn eigen spiegelbeeld in het raam van de serre. Ik proostte met mezelf op mezelf.

maandag 29 november 2010

De laatste sprint

Het einde van de nanowrimo is in zicht.

Dit weekend schrijf ik op Terschelling. Ik wandel, schrijf, wandel.Ik heb de 50.000 woorden al gehaald. Maar het boek is nog niet af.Voor 1 december moet ik een einde aan het verhaal zien te breien. Ik heb vandaag nog en morgen.
Het is makkelijk om steeds maar weer nieuwe scenes te schrijven.
Het is moeilijk om het verhaal af te ronden. De stenge deadline helpt. Anders was ik nog maanden, wellicht jaren, om dat einde heen aan het dralen.

Ik schrijf sneller dan ik kan denken. Het einde schrijft zichzelf. Ik heb geen idee of dit wat is. Maar op dit moment heb ik weinig meer in te brengen. Wil ik dit boek in twee dagen afronden, dan moet ik dat verhaal de ruimte geven zichzelf rond te schrijven. En moet ik een stapje terug doen. Wat ik moet doen is schrijven. Vol passie. En vol verbazing kijken naar de woorden die op mijn beeldscherm verschijnen. Niet denken: deze kant moet het niet op! Daar heb ik geen tijd voor. Doorschrijven. Af en toe even wandelen om bij te komen. En dan weer dat vagevuur van woorden in duiken.


Ik ga expres op de zijkant van de dijk lopen. Ik kan heel goed schuin lopen met mijn nieuwe kisten. Elke voet past precies binnen de achthoekige dijkstenen. Beneden aan de dijk liggen donkere bruine ijsschotsen. Ze zijn door het slik gehaald. Zelfs het ijs ruikt hier naar modder.
Ik denk weer aan Amsterdam. Daar was geen modder, geen garnalenstank.
‘Aan de Amsterdamse grachten,’ zing ik, en ik dans over de zijkant van de dijk. Ik stamp met mijn te grote schoenen met stalen neuzen op de stenen.
Boven mijn hoofd komt een grote groep ganzen uit het noorden aanvliegen. Ze komen uit Siberie. Hun gegak voert mee met de noordoosten wind. Huntje kijkt omhoog en blaft een keer. Vermoeid. De ganzen landen op het wad. Het gegak waait weg met de wind.
Dan blijft Huntje stil staan. Abrupt. Hij kijkt me met zijn donkerbruine ogen aan. Hij lijkt iets te willen zeggen.
‘Wat is er dan hondje?’ vraag ik. ‘Wil je ook dansen?’
Hij blijft zo triest kijken.
‘Zullen we maar terug?’
Ik aai hem over zijn kop. Tussen zijn ogen een zwarte vlek.
Dan zakt hij door zijn poten.

vrijdag 12 november 2010

Tegenwind

Vandaag schrijf ik op locatie. Aan de zee. De branding is hoog. Grote koppen breken. Ik heb een gloeihoofd van de zon. En de wind. Voorovergebogen. Lopen. Schrijven.
Schuine letters. Schuimkoppen. Doorlopen, doorschrijven.
Nu in de luwte van een strandtent. Witte leren stoelen, paarse kaarsen, een kerstkrans van witte schelpen.
De lucht betrekt. Ik schrijf. Langzaam. De vaart is er uit. Maar toch - de woorden blijven komen. Alleen nu bedachtzamer. Ik typ niet meer in het wilde weg. Ik leid mezelf ergens heen. Naar een plot. Naar een conflict. Naar een thema.
Het kost moeite. Het liefst wil ik gedachtenloos schrijven. Ja, dan kom ik wel aan de 50 000 woorden. Maar of het dan af is? En rond? Kleine lijntjes weef ik door het verhaal. Lijntjes waar ik een einde aan kan knopen.

Voor nu - een sint maarten scene.

Het regent en stormt. Onze lampions slingeren in de wind. Gelukkig hebben we een elektrisch lichtje en geen kaarsje. Aan de andere kant van de straat loopt Anita met haar in de brand gevlogen lampion.
Voor ons lopen twee jongens met een olielamp. Ze gaan alleen naar de deuren waarvan ze zeker weten dat ze er geld krijgen, en geen snoep. Met de kragen van hun spijkerjasjes hoog opgetrokken en de kleppen van hun pet naar beneden getrokken staan ze voor de deur van de fietsenmaker. Het lijken het net bankovervallers. Wij lopen snel een paar deuren verder. We horen ze achter ons zingen, schreeuwen eigenlijk, in een rap tempo:

‘Sint Martinus Bisschop
met sien hooge houd op
met sien laange slipjas aan
daar komt Sint Martinus aan.’

Binnen een halve minuut zijn ze klaar. Als we de hoek omgaan, zie ik ze staan. Ze steken hun lantaarns naar voren alsof het geweren zijn. ‘Je geld of je leven.’

donderdag 11 november 2010

Land

Een week later. En het blijkt toch niet zo simpel te zijn. Een boek in een maand schrijven.

Dat inzicht blijken meer mensen te hebben die meedoen aan de NaNoWriMo. Vandaag vond ik een peptalk in mijn inbox, waarin stond dat ik de moed niet moest opgeven. De tweede week staat als de moeilijkste week bekend. 'It tests us, asking, "You don't really need to write this novel right now, do you?'

Ook ik werd uitgedaagd om te stoppen. Ik was in een scene beland, waar ik liever niet wilde zijn. Een scene op land. Als ik over de zee schrijf, komen mijn woorden er als een denderende herfststorm uit. Maar op land hebben mijn woorden weerstand. Als ik dat dorp in moet, dan stokken mijn zinnen. Woorden ondervinden wrijving op klei.

De tweede week brengt me naar een laag in het verhaal waar ik al tijden om heen schrijf. Maar nu dit boek in een maand af moet zijn, moet ik met de billen bloot. Moet ik dat kleine kamertje met die tiran in. Moet ik vechten, zwijgen, liegen. Er moeten dingen mis gaan. Schuren. Want dat geeft een verhaal vooruitgang.

Ik doe de was, ik geef les, ik bel - en schrijf steeds minder.

Maar er ontstaat ook langzaam een inzicht. Dat ik dat land nodig heb. Een verhaal vol water, wordt een saai, kabbelend, tja waterig, verhaal.
Mijn woorden hebben land nodig - waarop ze breken kunnen. Zodat mijn verhaal branding krijgt. Rollende golven, brekende koppen.

Daarom zit ik hier nog steeds - met twee voeten op de aarde - midden in de nacht- te schrijven. De tweede week is een test. En ik zal 'm doorstaan.

vrijdag 5 november 2010

Simpel

Ik ben nu vijf dagen met de NaNoWriMo bezig en het is een stuk rustiger dan ik dacht. Als ik elke dag anderhalf a twee uur schrijf, dan heb ik na een maand de gewenste 50 000 woorden op papier.

Ik schrijf 's ochtends van tien tot twaalf. Voordat ik aan mijn andere schrijf-, regel- en computerwerk begin. De e-mail vraagt wel wat aandacht van te voren, maar dan zet ik voor anderhalf uur alles opzij en reis af naar het wad.

En in een middag kan ik eigenlijk net zoveel ander werk verrichten als wat ik normaal op een dag deed. Raar, maar waar. Er passen gewoon meer woorden in een dag.

Zo kan het dus ook. Niet eindeloos staren in mijn agenda wanneer ik een hele dag, een weekend of een week kan schrijven. Maar gewoon standaard, heel trouw, elke dag een paar uur.

Waarom heb ik dat niet eerder gedaan? Omdat ik bang was. Bang voor de enorme fantasie die vrij komt als ik ga schrijven. Bang voor mijn eigen verhalen, die achteraf vaak een diepere betekenis blijken te hebben. Bang misschien ook wel dat ik die schrijfstem niet meer kon vinden.

Maar niets van dat alles. De wereld op papier overdondert niet en verdwijnt ook niet. Ze wacht gewoon heel geduldig tot ik haar weer betreed. En de rest van mijn leven blijft gewoon doorgaan. Zo simpel. Een boek schrijven in een maand. Veel makkelijker dan geen boek schrijven, of af en toe een boek schrijven, of dromen van een boek schrijven.

Een fragment.Flessenpost.

'Ik knoop het touwtje los en rol de brief open. Het voelt als een heel officieel moment. Alsof ik een voordracht ga geven. Even voel ik me net zo belangrijk als de garnalenkoningin in Zoutkamp. Elk jaar, met Pinksteren, wordt een van de meiden in het dorp aangewezen als garnalenkoningin. Het zijn altijd de mooiste meiden. Ze worden dan in een kar, versierd met netten, door het dorp gereden. Vorig jaar was het Jolanda, die in de supermarkt werkt. In haar omhoog gestoken haar had ze een zilveren kroontje. Bij de haven, vanuit een troon, las zij de troonrede voor. Net zoals ik nu de brief openrol, rolde zij een groot document open. Voor een keer waren alle vissers in het dorp stil.'

dinsdag 2 november 2010

Een boek in een maand

November wordt een gekkenhuis. Ik doe mee aan de NANOWRIMO.

De wat? De National Novel Writing Month. Nanowrimo is een Amerikaans initiaief dat mensen aanspoort om binnen een maand een roman te schrijven. Crazyness? Yes.

50 000 woorden in een maand. 175 pagina's. Gemiddeld 1667 woorden per dag.

Nee, ze worden niet goed die pagina's. Maar dat hoeft ook niet. Het streven van de nanowrimo is kwantiteit, niet kwaliteit.

Is dat erg? Nee. Want vaak komt de kwaliteit gedurende het proces.
Daarom zeg ik ook vaak bij mijn workshops: wat we hier maken hoeft niet goed te zijn.(Het mag wel!)Dat is schrijversblokkade nummer 1: dat we denken dat alles wat we schrijven meteen goed moet zijn.

Dus daarom de Nanowrimo. Een wel heel radicale manier om af te rekenen met perfectionisme. En met uitstelgedrag.

Ik werk al een aantal jaar aan mijn huidige boek. Die tijd had ik ook nodig. Om de juiste stijl, het juiste perspectief te vinden. Ik denk dat ik ze nu heb gevonden (maar zeker weten doe je het nooit) en ben nu klaar voor een lange sprint.

Het idee dat er wereldwijd 156,415 mensen meeschrijven helpt!

En wat ik dan schrijf? Dat zal ik deze maand beetje bij beetje vertellen.
Een eerste tipje van de sluier:

Oranje vlammen flikkeren op het zwarte staal. Teer, petroleum, zout.
De koude huid van het schip tegen mijn warme huid. Watergeklots, gelispel, geklets. Sjoefff, snel, gaan we, snel, sjoefff. Mijn handje op het vochtige staal. Gesloten ogen. Snellllll, fluister ik zonder mijn mond open doen. Sjoefffff, snellllller.
Ik doezel in. Golven, schommelende petroleumlamp, een klapperend zwaard. Mama kookt, Huntje slaapt bij de kachel. Papa is op dek. Snelllll, breek, breek, breek.
Breeeeeeeeek, fluister ik terug. Niemand hoort me. Alleen de zee.

donderdag 21 oktober 2010

Land van Maas en Waal

Op dit moment zit in het Clarissenklooster in Megen. Ik vul mijn dagen met schrijven, zingen, wandelen. Om 6 uur sta ik met de zusters op. Zij jubelen hun psalmen in de kerk, ik doe mijn ochtendpagina's bij een kaarsje in mijn kleine kamer.

We ontbijten in stilte in de refter. Op kerkbanken. Een broodje met kaas. En een appeltje van de boomgaard. Ieder wast zijn eigen bordje af. De ochtendzon schijnt in mijn gezicht. Ik mompel het 'onze vader' mee - dat ik eigenlijk niet ken.

Geef ons heden ons dagelijks brood

De ochtend is schrijftijd. Tikkend bidden. Biddend tikken. Een verhaal dat uit mijn vingers rolt, alsof door hogere machten gezonden. Ik snap in ieder geval net zo weinig van mijn eigen woorden, als van de ouderwetse liederen in de kerk. Maar dat is prima. Het is herfst. Woorden mogen vallen zoals ze vallen.

Na de lunch (gekookte aardappelen, met gekookte wortelen en gekookte vis :) wandel ik langs de Maas. De contrasten zijn spectaculair. Donkerblauwe donder wolken, waaruit zonnestralen naar beneden vallen. Hel oplichtende groene uiterwaarden, vlammende gele bomen langs de oever van de bruine Maas.

'Onze vader, Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.'

Ik ben al twee keer nat geregend. De eerste keer was ik nat en chagerijnig tot op mijn ondergoed. De tweede keer dacht ik: maar DIT is de herfst!

De wind striemde in mijn gezicht, de bladeren vlogen door de lucht, een paard rende door de wei. Alle kleuren liepen door elkaar heen. De donkerblauwe hemel liep leeg op de groen gele weilanden. Een lied komt op.

Achter de blauwe heuvels, in de groene zon
speelt het blikken harmonie- orkest in een grote regenton
(....)
En we praten en we zingen en we lachen allemaal
Want daar achter de hoge bergen ligt het land van Maas en Waal


Keihard zing ik dit lied dat ik nooit echt begrepen heb, maar nu laat het zich zelf zien. En horen. De hagel trommelt als een blikken harmonie -orkest.

"Ik loop gearmd met een kater,
en daarachter twee konijnen met een trechter op hun kop."


Marcheren, zingen, ik leid een circusstoet over de dijk, door de regen. Even niet jubelen met dames in bruine pijen, onder zwarte kappen. Maar met katers, konijnen en paarden stampen in de plassen.

En baf, daar is de zon weer.
"Het leed is geleden, de horizon schijnt."

Het had zo in de psalmen van de zusters gepast.






maandag 11 oktober 2010

HOWL into the HERFST

Gisteren heb ik tijdens het Boedhistisch Filmfestival HOWL gezien - een film over het gelijknamige gedicht van Allen Ginsberg. Een hallucinerende en poetische combinatie van animatie, speelfilm en documentaire.

Een moderne, kleurrijke, snelle en zeer tot de verbeeldingsprekende animatie van zijn vijf pagina lange gedicht. Een gedicht waar ik al lezend bijna niet doorkwam, maar die door de animatie tot leven kwam.

Het was ook een speelfilm over het roerige liefdesleven van de homoseksuele Allen en over de rechtzaak tegen zijn gedicht. Ginsberg gebruikte, voor de Amerikaanse jaren vijftig, shockerende taal en schreef in een vernieuwend rimte; hij maakte de zinnen net zo lang als zijn uitademing.

Who let themselves be fucked in the ass by saintly
motorcyclists and screamed with joy
who blew and were blown by those human seraphim,
the sailors, caressses of Atlantic and Caribbean love


De aanklager vraagt zich continu af of deze obscene woorden nu echt nodig zijn. Ja, zegt Allen, in een echt interview, dat door de film heen geweven zit. Hij ligt op zijn bloemetjesbank, drinkt thee, rookt, wrijft over zijn baard en zegt:

'Literatuur staat niet los van jezelf. Literair schrijven is niet het schrijven in een andere taal, als een ander mens. Schrijven is jezelf zijn. Door te schrijven in de taal waarin je spreekt, door te schrijven over de onderwerpen waarover je met je vrienden praat.'

De film zit vol schrijverscitaten die ik met alle macht probeerde te onthouden.

'Poetry is the rhythmic articulation of feeling'

En nog meer, vrij vertaald in mijn eigen woorden:

'Ik ben gedurende mijn schrijfcarriere maar twee of drie keer in controle geweest. De rest van de tijd hak ik een beetje in het hout op zoek naar een vorm.'

'Schrijven is als een meditatie - je moet er helemaal in opgaan.
Als je even door New York loopt, dan zie je gebouwen. Als je dat de hele dag doet, dan moet je er bijna van huilen. Zo is het ook met schrijven - je moet het veel doen, dan krijg je er gevoel voor. Je moet er in ronddwalen.'

Na afloop wilde ik huilen naar de herfstige nachthemel. HOOOWWWWLLLL - eindelijk weer eens een schrijver aan het woord.

http://howlthemovie.com/film/
Nog niet in Nederland. Hopelijk snel.

donderdag 7 oktober 2010

Herfst haiku

'Bart, wat voor soort boom staat er eigenlijk achter ons huis?'
'Een linde,'zegt mijn huisgenoot.
'Shit,' zeg ik. 'Dat is een lettergreep te veel. Ik dacht dat het een es was.'

Ik ben vanochtend aan een haiku begonnen. Maar de derde regel, die uit vijf lettergrepen moet bestaan -'de es licht geel op'- klopt nu niet meer. In een haiku mag je niet liegen, en ook niet fantaseren. Een linde is een linde.

Tussen al mijn herfstige activiteiten van de dag door - ik poets, ik ruim op, ik zet de ramen open- sleutel ik aan die drie zinnen, die 17 lettergrepen.

Ik poets de douche. En loop terug naar mijn tafeltje. Es weg, linde erin. Strepen, draaien. Alles moet nu anders. Dit heeft grote gevolgen. Tafel opruimen. In mijn hoofd tellen. 5-7-5. Woorden die op hun plek vallen. Een eerste resultaat:

De grijze zon schijnt
door de lage ochtendmist en
licht de linde op


Ik breng het oud papier weg. Iets zit me dwars. Ook al bevallen de i-klanken en het ritme van de eerste haiku me, ik mis het oranje licht. Dus terug naar mijn kleine tafeltje aan het raam.

Enkel de linde
licht op - boven ochtendmist -
in oranje blad


Zo herfst ik de dag door.

maandag 4 oktober 2010

Oktober-thema: herfst

Oktober. Een maand vol herfst. Ook mijn nieuwe atelier is vol van herfst. Door die ene boom voor mijn raam. De blaadjes, waar de zon doorheen schijnt, worden elke dag geler. Hun schaduwen dansen op mijn pasgeverfde lichtgele muren. Op de blauwe muur zie ik de schaduwen van mijn nieuwe vitrages. Wapperen.

De wind waait door het open raam naar binnen. En neemt de geur van natte aarde mee. Ze waait alle steriele nieuwigheid weg: het stof van dit pand in verbouwing, de geur van latex en beton. De herfst kruipt in de muren en in mijn woorden. Ik kan er niet omheen. Welkom westenwind.

maandag 20 september 2010

Come wonder with me

Soms download ik meditaties van mijn favoriete meditatielerares Jaya van haar website. Mijn computer zet het dan in de muzieklijst van I-tunes en zodra de gong het einde van de meditatie aangeeft, speelt de computer automatisch het volgende nummer af. Gelukkig komen niet meteen de Ramones of Madonna na Jaya, maar Jeff Alexander. Een componist waarvan ik niet wist dat ik daarvan muziek op mijn computer had staan.
Come wander with me
wordt gezongen door Bonnie Breecher en is tegenwoordig mijn favoriete apres-meditatie nummer.

He said
Come wander with me
away from this sad world

He came from the sunset, he came from the sea,
He came from my sorrow and can love only me


Terwijl ik nog in een open en zachte plek rond zweefde, leek het net alsof er een koor aan engelen voor mij was neergedaald. Al mijn cellen vulden zich met Wonder.

Na Jeff Alexander, bleek Jeff Buckley te komen. Door een loeiharde gitaar werd ik weer op aarde gezet. Maar de hemel bleef. Samen zongen we keihard HALLELUJA HALLELUJA.

zondag 19 september 2010

Ode aan Rutger Kopland

De oude dichter
staat op het podium
hij kan zijn eigen gedichten
niet meer lezen
bril op, bril af

Hij hoeft niets te zeggen
hij is zijn eigen
gedicht geworden

Het grijze haar, bruine jasje
de leesbril en zijn gemak
spreken over de onverschilligheid
van de wereld
en de overbodigheid
van zijn vragen

Op de trap kom ik hem tegen
tree voor tree treedt hij
zijn bekende nacht van de poezie in

Hij glimlacht
een gedicht in mij wakker

zondag 5 september 2010

Het wonder van Edinburgh

Kaart lezen in Edinburgh is lastig. Straten die elkaar op de kaart kruizen, blijken in werkelijkheid helemaal niet op elkaar aan te sluiten. De eerste dagen liepen we verwonderd en verdwaald rond. Totdat we er achter kwamen dat Edinburgh een derde dimensie heeft: die van de hoogte. (En de diepte dus). De stad groeide in de middeleeuwen al snel uit zijn voegen, maar uitbreiden in het horizontale vlak ging niet, dus gingen ze de hoogte in en bouwden ze een stad op de stad. Met als gevolg dat de ene weg nu soms honderden meters boven de andere weg ligt. En dat gebouwen af en toe wel 13 verdiepingen hoog zijn. De stad werd niet voor niets het Manhattan van de middeleeuwen genoemd.
Dus vanaf sommige wegen, bruggen zijn het eigenlijk, maar dan niet over water, maar over de stad, kijk je zo de geschiedenis in. Daaronder liggen de oudste straten, stenen, muren. Boven op een rij van fel geschildere boeken en curiosa winkeltjes loopt weer een nieuwe weg, met kerken en gebouwen uit een ander tijdperk.

Maar je kijkt niet alleen terug in de tijd, je kijkt ook in de fantasie. Daaronder, in die steegjes, komt het tovenaarswinkelgebied uit Harry Potter tot leven, inclusief het zwarte magie steegje. Op het station zweer ik perron 1,5 te zien en ik heb zelfs in de stoomtrein naar Zweinstein gezeten. (Echt waar!)
Harry Potter is op de bodem van Edinburgh geboren. We hebben een scone in The Elephant House gegeten, het cafee met uitzicht op het kasteel waar Rowling begonnen is aan het verhaal over Harry. Een nu veel te drukke en populaire plek, waar de dames wc volgekliederd is met leuzen als "Harry forever" en "Hermeline rules".

Edinburgh mengt feit en fictie. In deze stad komen personages tot leven en heb je niets aan kaartkennis en een kompas. Hier moet je de diepte in. Net zoals Alice door een diep konijnenhol een andere wereld in denderde, viel ik door de lagen van deze wonder-world-hoofdstad.

donderdag 2 september 2010

Wonder-world

Het thema 'wonder' brengt me meteen naar het ontstaan van mijn bedrijfsnaam 'wonder-word.'

Ik was net terug uit Australie. Het was winter, dat weet ik nog goed omdat ik net voor vertrek uit Sidney twee spijkerbroeken had gekocht om de Europse kou te doorstaan. In de achterzak van de tweedehandsbroek bleek in het pashokje net genoeg dollars te zitten om beide broeken te kopen.
In Harlingen Haven stond mijn moeder met een pasgekochte rode jas klaar, om aan te trekken over mijn tropenkleren. De hele wereld was wit, ik had net de laatste trein gehaald, hierna lag al het treinverkeer plat.
Ik trok in een van de kamertjes van het pension van mijn ouders op Terschelling. Ver weg van van de vaste wal. Ver weg van de geliefde waarmee ik door Australie had gereisd- eerst hoteldebotel verliefd. Maar na een week was al onze liefde opgegaan in de lange hete snelwegen en in de benauwde nachten in een veel te kleine achterbak vol muskieten. Na twee weken stond ik hem uit te zwaaien en bleef ik alleen achter in die vreemde stad Sidney - waar ik godzijdank werd opgevangen door twee kunstenaressen die ik een jaar daarvoor in Tibet had leren kennen. Maar dat terzijde.

Nu was ik op Terschelling. In een soort niemandsland. Ook de boten voeren niet meer. Mijn woning in Utrecht was nog onderverhuurd. Wat ik nog had waren mijn woorden. En die wilde ik delen. De schrijfsels die ik in mijn laatste eenzame week in de kleine cafeetjes van Sidney had geschreven. Een blog, ja dat wilde ik. En dat blog moest een naam hebben. Ik heb nog steeds het dagboekje waarin ik op dat grote tweepersoonsbed, met de verwarming hoog, allerlei invallen opschreef. Alles draaide om wonder. Dat woord was het centrum. Mijn woorden waren een soort wonder. Dat ze bleven stromen in een tijd dat alles bevroren leek - mijn hart, de zee, de spoorlijnen.

Wonder-word. Engels omdat ik nog half in Australie zat. En mijn schrijven als iets voelt waarmee ik naar de wereld uitreik. Naar mijn Australische vriendinnen, naar eenzaam Sidney, naar het vleugje Tibet dat ik daar weer terug vond, en ook naar Utrecht. Wonder-word als houvast in wonder-world.

woensdag 1 september 2010

Wondermaand

September-thema: wonder.

Verwonderen. Wonderwoorden. Wonderen. Bewonderen. Wonderlijk. Wonderzaam. Wonderwaar. Wonderbaarlijk. Verwonder mij, verwonder jou. Wonderwolk.

Net voor mijn beeldscherm daalt een kleine spin neer. Uit het niets, aan niets, in het niets. Een wonderlijk beestje dat in het luchtledige hangt. Dat soort wonderen dus - in september.

donderdag 26 augustus 2010

Wild and lonely places

We lopen met onze rugzakken de heuvel op. Onze voeten zakken weg in de natte veengrond. Ik spring van paars heideplantje naar steen om droge voeten te houden. De zee zou voor ons moeten liggen, maar ik zie haar nog niet. Pas na een uur lopen komen we op de punt van de klif aan de noordkant van the Isle of Skye.
Waar we verlatenheid hadden verwacht, staat een huisje.
'Shit,' denk ik. 'De coast guard, daar kunnen we natuurlijk niet kamperen.' Toch gaan we even kijken. De voorkant van het witte wachtershuisje is helemaal van glas en kijkt naar alle kanten uit over zee en de Herbriden.
De deur staat open. We gaan naar binnen en zien een bordje 'Welcome' hangen. Het duurt even, maar dan hebben we door dat dit huisje bedoeld is voor mensen zoals wij.
'A simple shelter in remote country for the use and benefit of all who love wild and lonely places,'stond er boven de haard.
Iemand heeft voor ons, wilde eenzamelingen, op het mooiste, afgelegen plekje van Schotland, een huisje gebouwd. Het vreemde is, dat het net lijkt alsof we er recht op af zijn gelopen. We hebben alles bij ons. We leggen de matjes met slaapzakken in het blauwgeschilderde slaapvertrek met stapelbed, dat op een achteronder van een schip lijkt. We zetten het gasbrandertje en de net ingekochte etenswaren in het kleine keukentje. En nemen plaats, met verrekijker, achter de glazen ramen. En dan is er alleen nog maar lucht, ruimte en een zon die er alle tijd voor neemt om achter de grijze contouren van de Herbriden te zakken. Elke minuut ziet de zee en de wereld er anders uit. Geland in een SchOtse goddelijke cirkel.
'He married me with a ring of bright water.'

dinsdag 24 augustus 2010

Ringed me round

Ik ben net terug van tien dagen Schotland. Omdat ik nog steeds wat o-tistisch ben, hebben we ons beperkt tot The Isle of Skye - een ruig eiland dat omgeven wordt door een cirkel, een ring van helder water. Daar las ik het boek van Gavin Maxwell, die daar samen met zijn otters in een verlaten baai woonde en schreef.
In zijn gedicht ' A ring of bright water' beschrijft hij voor mij het ultieme o-gevoel.

He has married me with a ring, a ring of bright water
Whose ripples travel from the heart of the sea,
He has married me with a ring of light, the glitter
Broadcast on the swift river.
He has married me with the sun's circle
Too dazzling to see, traced in the summer sky.
He has crowned me with the wreath of white cloud
That gathers on the snowy summit of the mountain,
Ringed me round with the world-circling wind,
Bound me tot the whirlwind's centre.
He has married me with the orbit of the moon
And with the boundless circle of the stars,
With the orbits that measure years, months, days, and nights,
Set the tides flowing,
Command the winds to travel or to be at rest.

At the ring's centre,
Spirit, or angel troubling the still pool,
Causality not in nature,
Finger's touch that summons at a point, a moment
Stars and planets, life and light
Or gathers cloud about an apex of cold,
Transcendent touch of love summons my world to being.

donderdag 5 augustus 2010

O-tisme

Ik ben de laatste tijd een beetje o-tistisch. Ik zoek een veilige O om me in te nestelen. Wil mijn wereld zo klein en rond mogelijk maken. Nu zeil ik en dat is de perfecte manier om in mijn eigen wereldje te blijven, terwijl ik wel reis.
We zeilen over de Maas; ik zie wolkenpartijen, koeien, enorme essen in de wind buigen, fieters over de dijk. Maar ik kan gewoon blijven zitten op mijn achterdekje. Een stalen O. Waar al mijn favoriete O-woorden van vroeger weer opkomen. Ik maakte, toen ik nog aan boord woonde, een rangorde van favoriete woorden in mijn hoofd. Fok stond op 1. De bolder op twee. En de tros, waarin ik graag zat op het achterdek, was nummer 3.
Even ben ik weer dat meisje. O's zoekend in de wolken. De golven tellend. Me verstoppend in een tros. Luisterend naar het geluid van de wind in de bomen, in de zeilen. Otisme is po-etisch. De wereld is klein genoeg om de volle schoonheid ervan binnen te laten.

maandag 2 augustus 2010

Gebroken crikel

De meditatie retraite is voorbij.
En dat betekent het einde van een veilig kader. Een weeklang leefde ik volgens een strak schema, op een beschermd erf, omgeven door stille mensen.
Als manager van de retraite had ik de rol om de praktische kant te verzorgen, zodat de deelnemers konden liggen in overgave en hun geest niet hoefden te vermoeien met gedachten over boodschappen, koken en logistieke aangelegenheden.
Ik was, zoals een aanwezige vriendin zei, de spil van de cirkel die zij vormden. De as van het wiel. Ik zorgde dat alles bleef draaien. Als manager was ik het centrum van de O. Een uitdagend en veilig gevoel tegelijkertijd.

Maar dat is nu weg. De stille cirkel die we samen vormden, is nu uiteengevallen in verschillende individuen die praten en ieder hun eigen weg gaan. En zonder cirkel, is een as nutteloos.

Vanmmiddag ging ik boodschappen doen. Niet voor veertig mensen, maar alleen voor mezelf. En plotseling hield mijn hoofd er mee op. Nadat ik een week voor een hele groep had gedacht, weigerden mijn hersenen om ook nog maar voor 1 persoon te denken.
Ik stond radeloos tussen de tientallen tenten bij de Perrysport, terwijl ik smste met verschillende vriendinnen over verschillende plannen voor de avond. Toen ik eenmaal buiten op het Vredenburgh stond, voelde ik me duizelig, als een losgeslagen deeltje in een veel te volle stad waar veel te veel dingen verkocht worden. Een stad waar geen cirkel is. En geen middelpunt. Geen middelpuntvliedende kracht. Alles schiet alle kanten op. Er zijn geen leraren, geen schema, geen stilte, geen manager. Er is verleiding, verwarring. Chaos. Lawaai.

Ik sprong snel op mijn fiets om me voor in ieder geval nog 1 dagje te verstoppen in mijn eigen kamer. Om binnen bekende muren weer een cirkel om me heen te trekken en het middelpunt daarvan te vinden. Om de as van mijn eigen wiel te zijn, zodat ik niet bewogen wordt door de gekte om me heen, maar beweeg vanuit de stilte van binnen.

Ook in augustus zullen mijn teksten cirkelen rondom de o - de letter en de vorm.

zondag 25 juli 2010

Open Dharma

Op dit moment ben ik bij de Open Dharma retraite in Zuid Oost Groningen.

Ik bevind me in een cirkel. Omsloten door een O van stille mensen. Simpelweg omdat we allemaal stil zijn, en samen op deze plek zijn, vormen we een cirkel.

We zijn omgeven door een open landschap. Vlakke Groningse akkers. En in de meditatiehal spreken of zwijgen Jaya en Gemma, de leraressen van Open Dharma.

Zij sluiten de cirkel. Omarmen de O. OM-armen de O. Tien jaar terug ontmoette ik ze in India. Ik werd geraakt, er ging iets open. Nu organiseer ik zelf een retraite en haal ze naar Nederland. Dat gebeurt eigenlijk vanzelf. Ook dat sluit de cirkel. Het brengt daar en hier samen. Binnen en buiten. Groningen en India.

maandag 19 juli 2010

O verijssel

In Overijssel komt de rollende O echt tot leven.

SLeM (Stichting Landschapstheater en Meer) heeft in de Provincie Overijssel een O van 130 bij 40 km op de grond gezet. Langs de contouren van de grootst mogelijke cirkel binnen de provincie hebben ze een enorme rode bal gerold. Hier zijn de hele zOmer activiteiten en een fietsroute. Het wordt afgesloten door het 'langste dorpsfeest'- alle dOrpen op de O vieren feest.

Een O om een prOvincie op de kaart te zetten. Om een kader te scheppen. Letterlijk een letterlijk kader. Een zichtbaar voorbeeld van hoe de taal mensen kan omringen en verbinden.

woensdag 7 juli 2010

De O

Een beetje laat, maar bij deze een nieuw juli thema. De O.

Ik verzamel mijn hele leven al o's. Al voordat ik kon praten, liet ik in mijn hoofd de O galmen. Ik woonde op een schip en daar zijn veel 0-woorden te vinden. Fok, wolk, golf, tros, log, oost. Ik liet de o's lang door mijn hoofd rollen, voordat ik ze mijn mond uit liet komen.

De O is een cirkel, een kring, met een klank er in. Het is een open letter en toch omvattend. Voor mij is het de eerste letter van het alfabet, de letter waar mijn taal mee begon.

Ook nu verzamel ik ze weer. O's. Ik vond een galmende O in de OM klank in India. Ik sloot me aan bij Open Dharma. Ik houd van de Oostenwind en van Ochtenden en zeilde over de Oceaan.

En nu, nu ben ik in Ommen. Een open plek in het bos. Tussen bomen. Overal o's dus. Ingangen in de taal.

Ik heb dit jaar vaak de is-o-latie opgezocht. Ik ben in een klooster gaan schrijven en in een caravan in de Spaanse bergen en nu in een huisje in Ommen. Zo maak in mijn eigen kleine cirkel. Ik trek een O in de aarde: hier ga ik schrijven.

Dat heb ik nodig. Een O op de grond. Omvattend en toch open. Een rond kader. En schrijven is nu een beetje het zwijgen van vroeger. Woorden verzamelen, nu niet in mijn hoofd, maar op papier - zonder ze meteen uit te spreken. De O vullen met mijn eigen woorden. En dan als ik OverstrOOm, maak ik er zinnen van.

vrijdag 18 juni 2010

Kytopia

Kytopia is een vrijstaat binnnen een vrijstaat. Oerol zoals oerol moet zijn. Zonder lange rijen, zonder entreebewijs, zonder programmering. Elke dag tussen 14.00 en 17.00 uur toverde Colin Benders, oftwel 'Kyteman',een duinpan in de bossen om tot Kytopia. Een plek waar muzikanten en theatermakers, je wist van te voren nooit wie, samen improviseerden.

Het mooiste was de stilte. Voordat Kyteman begon te spelen vroeg hij iedereen stil te zijn. 'Want,' zei hij 'de mooiste dingen ontstaan vanuit een bodem van stilte.'
Een duinpan met honderden zwijgende mensen. En dan vanuit die dragende stilte een eerste toeterklank. Tussen het geruis van de bomen door. En die klank komt echt aan. Piano erbij, drum zet in, toeter zwelt op. Maar de beginstilte blijft meedoen.

Op het strand creeerde ik mijn eigen Kytopia. Met mijn matrasvlieger.
Ik smste vrienden 'Gaan jullie mee de lucht in?'. En al snel liepen ze een voor een het warme zand op, om te spelen met die krachtige en machtige vlieger. De vliegerlijnen maakten als gitaarsnaren hoge muziek in de lucht. Het hoofd in de wind. En de voeten op een bodem van stilte.

De vlieger was een letterlijk en figuurlijk hoogtepunt dit oerol.

zaterdag 12 juni 2010

Uit nutteloze noodzaak

Hieronder een deel van Het manifest van Terschelling, geschreven door Ramsey Nasr, dat is aangeboden aan de nieuwe tweede kamer. Over het belang van kunst.

("....")

"Ik was van plan een heldenstuk te schrijven
over het belang van kunst
haar grote nut
maar mijn blad zweeg indrukwekkend
en alle muzen weken

de waarheid is
zij heeft geen nut
kunst is maar een bijproduct
zij is niet nodig om te kunnen
eten, neuken, ademen

maar een ding kan ze
zij kan vechten waar ik vlucht
zij kan, met haar ene giftand
zij het voor een kort moment
mij redden van de eeuwigheid
en dit verlammend gat verlammen

bij een vijand zonder handvat
helpt alleen het nutteloze
dan helpt kerven in een bot
stieren schetsen in een grot
dan helpt de nachtwacht
en het zingen bij een dode

uit nutteloze noodzaak
schiep kunst de mens

en als ik verstijf o pmijn savanne
van bedreigend vrije tijd
als mijzelf vervloek
om zit uitzicht zonder eind
als mijn kop breekt van het licht
dan huil ik niet, dan schreeuw ik niet
ik hang mijzelf niet op
maar pak een pen
en schrijf u dit gedicht."

Onderteken dit manifest op www.manifestvanterschelling.nl

Ondergronds en onderhuids

Ik zit naast het raampje van de Tiger, de snelboot naar Oerol. Ik zit helemaal voorin, zo ben ik het snelst op mijn jaarlijkse inspiratiefestival.

Sinds mijn veertiende kom ik al op Oerol. De eerste jaren, toen ik als maat op een zeilschip kwam, zag ik alleen de haven en het groene strand. De jaren erna heb ik er als vrijwilliger gewerkt. En nu kom ik vooral om de magie van het festival op te snuiven. Maar wanneer en hoe ik er ook kom, elk jaar wordt er tijdens oerol iets in gang gezet. Een nieuw idee, een nieuwe cursus, een nieuwe liefde.

Oerol, altijd rond midzomer, verschuift iets. Drukt iets door wat al langer in de lucht hangt. Ik weet niet waarom. En dat is deel van het geheim denk ik. Dat ik er niet zoveel mee te maken heb. Ik weet niet wat er gebeurt en niet hoe. Maar feit is dat er na oerol altijd iets nieuws ontstaat.

Mijn meditatielerares Jaya zei eens tijdens een retraite dat onze spirituele verschuivingen tijdens een meditatie vaak onzichtbaar voor ons zijn. De grootste veranderingen vinden plaats onder de grond, in de donkerte, veranderingen als boomwortels. Dat stelde mij gerust. Want ik zat al dagen op dat kussentje met het idee dat er echt absoluut niets gebeurde, behalve dan dat ik inderdaad steeds weer in- en uitademde.
'En,' zei Jaya, 'het is maar goed dat we niets weten over die ondergrondse verschuivingen, anders zouden we ons ermee gaan bemoeien.'
En met sommige dingen kunnen we ons beter maar niet bemoeien.

Zoals met oerol. Daar moet je je niet mee bemoeien. Daar moet je gewoon heen gaan. En dan de dingen laten gebeuren. Voorstellingen missen, andere, niet geplande voorstellingen halen, bekenden mislopen, onbekenden ontmoeten: oerol loopt altijd anders dan gepland. Maar ergens in mijn bloedbanen verschuift er iets. En dat zou je inspiratie kunnen noemen. Onderhuidse inspiratie.

donderdag 10 juni 2010

Beeldende inspiratie

Dit kleurrijke schilderwerk vanuit emotie inspireert en raakt!

www.meike-kijkenbeleef.blogspot.com

woensdag 2 juni 2010

Eend

Inspiratie moet je zoeken. Het komt niet altijd naar je toe.
Ik vind het in de kleine gaatjes.

Ik ben een uur eerder dan nodig op mijn werk - een theehuisje in de bossen waar ik iedereen de hele dag lekker in de wilde groene tuin thee zie drinken.
Nu ik. Met mijn laptopje op schoot, terwijl er nog niemand is, op een laag stenen bankje rondom een plak boomstam die als tafel dient. De zon die door de lichtgroene blaadjes schijnt, een briesje. Ik ben niet op mijn werk. Mijn werk is heel ver weg.

Inspiratie komt niet altijd in de vorm van woorden. Ik weet eigenlijk niet wat ik moet schrijven. Toch ben ik nu op de rand van een rijke bron. Vogels, brandnetels, zon, fluitenkruid, een stromend beekje.
Alleen even hier zitten, inspirare, inademen. Dit moment aanraken met wat woorden. Inspiratie uitnodigen. Geduldig. En dan samen een kopje thee drinken met mijn zogenaamde genius. Zo noemde de Romeinen dat. De genius is een mysterieuze, goddelijke entiteit die scheppend werk laat ontstaan. Vandaag is mijn genius een kwekkende eend in de sloot. Hallo eend. Nets verhevens aan. Inspiratie is heel gewoon.

Zie ook Elisabeth Gilberts (van Eten, bidden en beminnen) tedtalk over creativiteit en de genius!

http://www.ted.com/talks/lang/eng/elizabeth_gilbert_on_genius.html

maandag 31 mei 2010

Nieuw thema

Mei was vrijheid. Juni is INSPIRATIE.
Tijdens deze juni-maan zal ik al bloggende onderzoeken wat inspiratie voor mij betekent.

Ten eerste deze tekst ter inspiratie
(uit: In je element van Ibora Zant)

Levensadem

Zonder lucht kunnen we niet leven. Ons lichaam sterft zonder lucht. We halen de hele dag adem zonder dat we erbij stilstaan. Zuurstof komt in onze longen en wordt door het bloed opgenomen en naar alle organen en spieren getransporteerd. In principe hoeven we niet met onze aandacht bij de ademhaling te zijn, omdat zij automatisch doorgaat, of we nou wakker zijn of slapen. De verhalen over de schepping van de mens zeggen dat we onze levensadem hebben gekregen van de hemel, de vader. In het Italiaans heet inademen inspirare en als wij door het hogere gegrepen worden en plotseling mooie nieuwe ideeën krijgen, zeggen we dat we geinspireerd zijn. Dat is geen toeval. De levensadem die de vader gaf aan het lichaam dat we van onze moeder, de aarde, hebben gekregen, is onze verbinding met de hemel, de lucht. Wij zijn lopende bomen die hemel en aarde verbinden in een heilig huwelijk. Het huwelijk van de elementen.

woensdag 26 mei 2010

Figurant

Ik zit nu in een barretje in Barcelona. Ik heb een gloeihoofd omdat ik vanmorgen op het strand heb gelegen en in de (ijskoude!) Middelandse zee heb gezwommen. Er staat een soort Spaanse reggae op. De koele ronde marmerentafelbladen staan wankel op hun driepootjes op de zwart/wit betegelde vloer. Het is 15 uur en druk want lunchtijd.
Ik heb net een couscous met groenten gegeten. Dat wil zeggen couscous met een verdwaalde kikkererwt en rozijn.
Ik ben net een dag terug van mijn schrijfretraite in de bergen. De stad en al haar geluiden is me nog wat veel. Vandaar dat ik vanmorgen mijn toevlucht zocht bij de zee. Brekende golven, zon. Ah. Dit snap ik.
Maar ook hier moet je je hoofd erbij houden. Op het moment dat ik mijn schoenen weer aantrok, begon een oude man op een bankje achter mij te schreeuwen. 'Dronken,'dacht ik nog. Ik had pas door dat het over mij ging toen hij een jongen aanstuurde om naar mij toe te lopen. Met mijn rugzak! Huh, mijn rugzak? Ik draaide me om. Zonet stond ie toch nog achter me? Ergens in de verte liep een andere jongen, traag en met gebogen schouders, de hoek om. De oude man lachte hard en wees naar hem. Was dat de dief? Hij zei wat in het Spaans, maar ja, dat versta ik niet.
Ik had werkelijk geen benul. Het was alsof ik slechts een figurant in dit hele gebeuren was. Steeds meer mensen stopten. Maar dit was toch wel echt mijn tas. Met alles er nog in. Schoenen aan, tas om, vriendelijk knikken naar de jongen die mijn redder, maar misschien ook wel mijn dief was. Tja.
Dus zo dwaal ik wat als figurant door het decor van drukke straten en smalle stegen van Barcelona met een beschermengel achter me.
Een lunch in dit helverlichte cafeetje met draaiende fans aan het plafond en rokende gasten aan de bar, zet me weer op aarde. De woorden ook. Zometeen dit laptopje in mijn tas maar stevig vasthouden.

Verbinden

Dit gedicht heb ik geschreven in een diepe vallei van de Spaanse bergen.

Pont de Cavaloca

Mag ik nu achterlaten
de scherpe rand
van geen steen, vogel,
en rivier te zijn

van niet op mijn plek
als mens

van niet hier, niet nu
en veel te lang en
altijd
veel te weing

Mag ik precies genoeg meenemen
de wind, de schaduw
de echo van de vogels
op de steile wanden
van dit koele dal

Mag ik de eeuwenoude brug zijn
stenen tussen twee oevers
boven een droge rivier

Mag ik verbinden
dat wat genezen wil
nu, hier
met deze pen

Big and bright

Onderstaande tekst heb ik geschreven tijdens mijn schrijfretraite in de Spaanse bergen bij mijn zeer geliefde meditatieleraressen Jaya en Gemma van Open Dharma.

Bright and Big

It is hard to write about a place where you still are. For example, this mountain in front of my nose. Although I am here on Dharmaloca for almost two weeks now, I still can’t see the Montsant. Not really see it. It is too big. I have been writing, resting, cooking and weeding in its shadow. But the Montsant still feels far away. I can see the red roses and the almond trees. I can watch them and appreciate them. But the mountain is so big, it is more like the sky. As something surrounding me, something which I can see, but is at the same time a background not noticed. Sometimes in flashes I feel its bigness - when I look up from my little laptop or when doing my sunsalutions in the morning. But most of the time, it is just there. Behind me. Just like Jaya and Gemma, living on the terrace above the terrace where my cute green caravan is standing. I see them hanging their laundry and hear the laughing of Gyan.
Yesterday evening I made a walk to the top of the mountain to watch the sunset. But the Spanish sun is so bright that I could actually not look in it. But when I took a picture, I could see on my digital camera that the sun was round and red and the mountain sea was endless.
It is interesting. These big and bright things that we can not see when we are too close. Dharmaloca is like that. Like being close to the source. Without knowing it. It is small. Homey. Familiar. We cut the grass, we eat lunch and we sing. I think it is only when I am at home that I can see, what I can see on my camera now. The bigness of the mountain of support behind me. The brightness of the love put in this place. A kitchen, a shower, a toilet, a caravan, food, water - it is all there. Open Dharma has created a place for people having the wish to stay close to the source. A truly bright and big gift.

woensdag 5 mei 2010

De definitie van vrijheid

Gisteren (5 mei) gaf ik de workshop SCHRIJF JE VRIJ. Hieronder een aantal van de prachtige en persoonlijke vrijheid-definities van de deelnemers.

Wendeline zegt het kort en krachtig:
Vrijheid is: Eindeloze verbinding met onbeperktheid.

Voor Annerie is vrijheid…
Mijn eigen gedachten hebben, mijn eigen mening vormen.
Zelf mijn weg en bestemming bepalen, zonder dat ik mezelf beperk door (voor)oordelen van mijzelf of van anderen. Vrijheid is kunnen zijn wie ik ben.

En Annet zegt het zo:
Vrijheid is
het gevoel
dat alles mogelijk is,
terwijl je je op dat moment
geheel en al verbindt
met de plek waar je bent
en dat wat je doet,
in vrede
en vanuit eigen levenskracht.

dinsdag 4 mei 2010

Het denkende hart

2 minuten stilte. Op een achterdekje in de Leidsche Rijn. In de lage zon. Onder verse blaadjes. De kerkklokken luiden acht uur. Dodenherdenking.
Mijn oma komt langs. Ze steekt een cabalero op. We drinken een whiskey.
Veel te vroeg overleden moeders van vriendinnen komen langs. Verdrietige dochters. En een heleboel onbekende gezichten. Etty Hillesum komt ook op het achterdek. Ze zegt: Men zou een pleister op vele wonden willen zijn.

Een pizzakoerier van Domino's scheurt voorbij. De hond blaft. Leven.

Daarna lees ik in Etty haar dagboek. Op 3 oktober 1942 in Westerbork schreef ze:

Natuurlijk, het is de volledige vernietiging, maar laten we het toch vooral met gratie dragen. Er is geen dichter in mij, er is wel een stukje God in mij, dat tot dichter zou kunnen aangroeien. In zo'n kamp moet toch een dichter zijn die het leven daar, ook daar, beleeft als dichter en die er van zal kunnen zingen.
Laat mij het denkende hart van deze barak zijn.

zondag 25 april 2010

Zwanger van de regen

Ik zit in mijn raam en kijk uit over het landgoed dat mij omringt. De lucht is vol. Zwaar en warm. Alsof het zo gaat regenen. De rode beuk, met zijn nog doorzichtige bladeren, staat in een bijna onzichtbare mist. De witte bloesems van de krentenboom hangen zwaar. De lucht is zwanger van regen.

Dat brengt mij in een flits naar India. Ik zie Ajay weer zitten op dat dakterras in Lucknow, terwijl wij, zoekende reizigers, aan zijn voeten zitten. Hij praat over de verlichting. Hij zoekt naar de juiste Engelse woorden om iets uit zijn Sanskriet tekst te vertalen.
'Entlightentment is here the way the monsoon hangs in the air in May, like eh, mmm..'
'We say than: the air is pregnant of rain,' zegt een van de Engelstalige reizigers.
'Yes, pregnant!' Ajay lacht breeduit. 'We are all the time pregnant of enlightentment.'

Ik liep vanmiddag door het bos. Heel traag en langzaam. Ik wiegde als een drachtig dier. Heupenwiegend, loom, sensueel. Ik bevruchtte de aarde met mijn stappen en de aarde bevruchtte mij. Ik was zwanger, heel even voelde ik het in heel mijn vrouw-zijn, van alle vrouwen die ik ben en kan worden. Van de moeder, maar ook van de niet-moeder. Van de schrijfster, de reizigster en de thuisblijfster. En van mijn eigen ontwaking.
Het is er al. En toch niet. Ergens daar tussen in leef ik.

Een onverwacht koud briesje steekt op. Ze kondigt een weersomslag aan. Loom. Alle tijd. Ik wacht. Hier in de vensterbank. Zwanger van de regen.

donderdag 22 april 2010

Drijven en landen

Ik heb net gezwommen. Nu zit ik met zware benen achter mijn bureau. Na het drijven in water voel ik altijd zo duidelijk hoe de zwaartekracht aan me trekt. Een loodrechte kracht die me het hier en nu intrekt. Achter dit bureau, in mijn atelier.
Ik voel de koude vloer onder mijn voeten. Ik draag door mijn moeder gebreide sokken. Een lichte geur van chloor hangt nog om mijn huid. Nat krullend haar.
Buiten is het af en toe zonnig. Dan weer bewolkt. Nog steeds brandt het electrische kacheltje naast mijn werkplek. En net heb ik op de electrische deken op mijn bankje gemediteerd. Binnen blijft het winter.
Dit is mijn laatste, koude, lente in deze wonder-word-winkel aan het Herderplein. Per 28 juni moet ik er uit. Dan ga ik weer drijven.

Als iemand een goede plek weet waar deze wonderwoordenwinkel opnieuw kan landen, laat het me weten!

vrijdag 16 april 2010

Woorden aan de hemel

Gisteravond zat ik hier, net als nu, aan tafel te schrijven. Ik keek uit op de west. De zon ging opvallend roze onder. Mijn woordenstroom viel even stil.

De volgende ochtend vroeg, schreef ik aan mijn kleine tafeltje met uitkijk op de zuid. Het licht in de tuin was vreemd, een beetje zilverachtig. Alles lichtte wit op. Vooral de berkenblaadjes. Bijna alsof de maan, in plaats van de zon, opkwam.

Wat is er toch aan de hand? schreef ik op.

Later, aan de keukentafel, las ik de krant en begreep ik dat de hele lucht vol vulkaanas zat. Een helder schrijversoog vangt dus zelfs miniscule luchtdeeltjes op.

Ik lette er de rest van de dag op. De lucht voelde onverwacht koud aan, het was grijzig. Vanavond ging de zon raar paars onder. Kil. Niet warm zoals normaal.

En nu zit ik weer aan mijn tafel met uitkijk op de westelijke blauwe nachthemel. En als ik nu opkijk zie ik, door de zwarte contouren van van de bomen voor mijn raam, het eerste dunne schijfje maan. Met daaronder een fonkelende Venus.
Mijn geschrijf valt stil. De woorden aan de hemel nemen het over.

dinsdag 13 april 2010

Aan de kantlijn

Vanachter de roze klamboe voor mijn etalage kijk ik uit over het Herderplein. Herder was een Duitse dichter en schrijver uit de 18e eeuw. Nu rent er op het plein dat naar hem vernoemd is, een klein Marrokaans meisje in een fluoricerend roze jurkje achter haar opa aan. Op een bankje zitten vier vrouwen met hoofddoeken op en kinderwagens voor zich. Herder was een inspirator voor de verdedigers van de multiculturele samenlevening. Hij past hier goed in de 21e eeuw.

Gisteren heb ik een citaat van Herder op het raam geplakt. 'Zonder inspiratie slapen de beste krachten van de geest.' Van binnenuit lees ik het in spiegelbeeld. tseeg.

Hier in mijn atelier kan ik ongeneerd naar buiten kijken, terwijl niemand mij achter de roze klamboe ziet zitten. Dat is af en toe een prettige relatie met de buitenwereld. Dat je er wel mee in contact staat, maar dat je er niet echt in staat.

De eerste dagen dat ik hier zat, nu ongeveer anderhalf jaar terug, schreef ik dan ook vaak over het zitten aan de kantlijn van het leven.
Ondertussen heb ik dat op mijn muur geschilderd. 'Schrijf aan de kantlijn van jezelf.'

Waarschijnlijk moet ik hier binnenkort weg. Ik ga daardoor weer met andere ogen kijken. Dingen waar ik al lang aan gewend was, zie ik weer. Mijn eigen mintblauwe muren bijvoorbeeld. Toch mooi. Het beeld van de naakte vrouw op het plein. Bomen die opnieuw bladeren krijgen.

Ik begin weer te wortelen. Achter dit bureau. In mijn atelier. Aan de kantlijn van het multiculturele leven in de 21e eeuw, met een dichtende Duitser uit de 18e eeuw die over ons hoedt.

'Zonder inspiratie slapen de beste krachten van de geest.' Hier worden ze wakker.
.tseeg ed nav nethcark etseb eD

maandag 12 april 2010

Gestrand

Ik ben op de vaste wal gestrand.

Aankomen lukte meteen al niet. De trein die me naar Utrecht zou brengen, stopte in Hilversum. Daar zat ik, op mijn rugzak, met nog korrels zand in mijn nek en een gloeiend hoofd van de zon. Gestrand op het asfalt.

Gelukkig werd ik gejut, door een timmerman met vissershanden.
Hij zette mij op een terras. Ik dronk een witbiertje. Het verkeer ruiste voorbij. Met de ogen dicht, deed ik alsof het de brandig was.

Ik schrok op.
'Zei je wat?' vroeg ik aan mijn jutter
'Nee,' zei hij.
'Oh, ik zweerde dat ik je hoorde zingen,' mompelde ik teleurgesteld.
Love me tender. Love me sweet.

Het 'hier en nu' wilde maar niet komen. Er was slechts 'daar en toen'.

vrijdag 9 april 2010

Love me tender

Een stukje Terschellinger 'Hier en Nu'.

Op het terras van het Heart Break Hotel, de strandtent bij Oosterend, die zichzelf ook wel aanprijst met de leus "De laatste koffie voor Ameland."
Het is zonnig. Het strand leeg, op een vrouw, een jongen en een hond na. Het zand is tropisch wit.
Ik bestel de salade geitenkaas met de naam 'Love me tender' en een witte wijn, ook al is het nog maar twaalf uur. Als de serveerster naar binnen loopt, hoor ik een aantal flarden van Elvis-muziek naar buiten waaien.

Opeens moet ik denken aan die jongen waarmee ik, heel lang geleden, in een donkere discotheek in Franeker heb staan zoenen. Ik kan me niets van hem herinneren - naamloze, gezichtsloze flard herinnering- maar wel de liefdesbrieven die hij me daarna stuurde. Die bestonden volledig uit de songteksten van Elvis. 'Love me tender, love me sweet,' schreef hij met hanenpoten.

De houten strandtent is lichtgeel geschilderd, de deuren babyblauw en de kozijnen zachtroze. Het is rustig. In de hoek alleen een groepje Duitse mannen met grijze ringbaarden en verbrande kale koppen. Ze bestellen een Burning Love Burger.

Ik sluit mijn ogen. Meeuwengekrijs. Zon. De branding ruist gestaag. Ik heb zijn brieven nooit beantwoord. Maar liet ze wel aan al mijn vriendinnen lezen.

Ik open mijn ogen. De dagsoep is mosterdsoep. De aanbieding: koffie met een appelmeisje voor 2,95 euro. Het seizoensbier Lentebock, aangeprezen naast de snert met bargekop. De vrouw, de jongen en de hond verlaten het strand weer.

Ik zak weer weg in de zon die me overspoelt. Elvis en de branding ruizen. Love you tender, love you sweet. Deze keer antwoord ik wel. Zwijgend. Aanwezig. JA JA JA.

donderdag 8 april 2010

Skylge myn lantse

Een week later. Ik ben volledig ge(ei)land. Ik zit nu op het kleine binnenplaatsje achter het huis van mijn ouders. De zon schijnt. Een hond blaft in de verte. Blauwe druifjes bloeien.

Het is mijn eerste vrije dag na zes dagen lesgeven. Die lessen hebben ervoor gezorgd dat ik echt op dit eiland ben geland.

Met de cursus "Woorden jutten aan zee" waren met we met de groep naar het Middeleeuwse kerkje in Hoorn gegaan. Op de omringende begraafplaats staan graven met tekeningen van het eiland erop en teksten als 'Schylge myn lantse'. De doden refereren naar hun eiland, als ware het hun heiland.
Het ontroerde mij. De plek waar deze mensen hadden geleefd was niet alleen maar locatie. Geen dode grond. Zij waren onderdeel van het eiland. Wortels in de grond.

Tijdens de workshop aan de 'Vrouwen van Nu' een paar dagen later beging ik de fout om ze de opdracht te geven om over het verhaal achter hun naam te schrijven. De Trijntjes en Neekes bleken banden te hebben met Trijntjes en Neekes van eeuwen terug. Als ik het niet op tijd had afgekapt, hadden ze daar de hele avond over door kunnen praten. Wortels in de tijd.

Gisteren gaf ik les aan de dichtclub. Zij zijn al meer dan twintig jaar bij elkaar. En dat voel je. De woonkamer in de boerderij van 1939 midden in de weilanden, voelde als een veilige haven waar oprechte gedichten geboren konden worden.
Dat zijn ook wortels. Het is geen vluchtige verband deze groep. De leden vormen een echte cirkel.

Ik was even vergeten hoe dat voelt. Om te voelen hoe verbonden je kan zijn. Met je grond, met je verleden, met de mensen om je heen. Hier op Terschelling kan je nergens anders zijn dan op Terschelling. Al mijn schrijfoefeningen waren dan ook doordrenkt van het eilandgevoel. Ik schreef met diepzeekaarten en over gejutte voorwerpen.
En Terschelling bemoeide zich met alle teksten. Schrijven op dit eiland is anders dan schrijven in de stad. Elk geschreven woord was doordrenkt van het zoute water dat ons hier omringt.

donderdag 1 april 2010

Achteruit reizen

De maan was vol op dinsdag. Een nieuwe maand is vandaag begonnen. Tijd voor het nieuwe blog thema. Deze maand: hier en nu.
Hier en nu? Ja, mijn geest kan even nergens anders heen gaan. Ik dacht aan grote thema's als vrijheid en tussenfases. Maar dat is het niet. Het is hier en nu. Gewoon daar waar ik elke dag ben, en nergens anders.

Nu zit ik in de trein, op weg naar Terschelling. Maar ik reis achteruit en kijk richting het zuiden. Ik zie nog steeds het beeld van mijn lief op het perron. Heb nog het gevoel van het haasten om de trein te halen. Ik ben half hier.
Ik rijd ergens tussen Amersfoort en Zwolle. De lucht is bewolkt en de wegen zijn nat. De bomen kaal, de akkers ook. Hier en daar staat een huisje langs het spoor. Geen mensen. Geen geuren ook. Buiten zal het vruchtbaar ruiken. Naar pasgevallen regen in een naaldbos.
Ik heb een tweezitje voor mezelf. Een thermoskan thee. Mijn kleine laptop. Een overvolle en loodzware rugzak met onderin de nieuwe versie van de diepzee-schrijfkaarten. Ik ga de komende week drie cursussen op Terschelling geven. Maar Terschelling voelt nog ver weg.
De zee ligt achter mij. Ik reis er met mijn rug naar toe. Ik kom toch wel dichterbij. Dag kraan, dag IJssel, dag snelweg, dag lente die maar niet wil komen. Waar ik heen ga, ligt achter mij. Geulen, duinen, woorden en nieuwe mensen.

zaterdag 27 maart 2010

Lente op zee

Vandaag was de lente ver weg.
Ik stond op het achterdek van de Marius. Zuid west 6. Tegenwind. Dikke golven die uiteenspatten op het voordek. Ik had een maillot, een spijkerbroek en een zeilpak aan. Muts en handschoenen waren ook weer tevoorschijn gehaald.
De lente op zee is anders dan de lente op land. Nergens bloesems of vrolijk fluitende vogeltjes. De lente is een landseizoen.
Jarenlang heb ik de lente gemist omdat ik zoveel op zee zat. Ik maakte de lente pas echt mee toen ik in het bos ging wonen. Goh, de bomen krijgen eerst knoppen en bloemen voordat ze bladeren krijgen...
In mijn werkelijkheid waren ze kaal als ik vertrok en groen als ik terug kwam.

Nu, in het laatste weekend van maart, stond ik dus weer in mijn winteroutfit te ploeteren tegen golven en wind. Ik had het er zo meegehad dat ik voorstelde om terug te gaan naar de haven. Maar eigenlijk wist ik ook wel dat dat geen optie was.
Dus gingen we door. Hoogte winnen, heet dat in zeiltermen. Doorsteken naar de hoge kant, om daarna met de wind weg te kunnen vallen.
Stil staan en letten op kompas, golven, wind, motor, roer. Het was het laatste stuk winter dat ik nog, vol geduld, moest doorkruizen om bij de kust te komen.

Na twee uur stampen, zetten we de zeilen erbij. De wind was afgenomen. De golven lager. En daar gingen we, richting de haven, de lente tegemoet.

donderdag 11 maart 2010

Grens

De zon valt vandaag
in vlokken naar beneden

Hoge takken in laag licht
wit gras in de ochtendmist

Berijp me
Beijzel me
Ontdooi me

vrijdag 5 maart 2010

Zijnswoord

Ik keek en herkende
de zinsdelen
in het licht
van de volle maan
ontleedde ik mezelf

Ik onderstreepte
het lijdend voorwerp
schreeuwend
in de lage ochtendmist

Mijn voorwerp
op het altaar
en het persoonlijk voornaamwoord
maakt een wandeling
met het, nu werkeloze, werkwoord

De zin
die ik dacht
te zijn
uiteengevallen
niet langer een
onlosmakelijk geheel

Laat me niet alleen

Maar een woord
was blijven zitten
in de donkere nacht
in de heldere maan
een nieuw begrip

Het zijnswoord
zonder delen, grepen,
tijden en verhaal

Alleen
zonder
alleen
te zijn

donderdag 4 maart 2010

Open

De narcis, die ik met midwinter heb geplant, heeft besloten dat het lente is.

maandag 1 maart 2010

Happy holi

Vandaag begon ik met het opruimen van de Grote Gevaarlijke hoek. Mijn bureau. Stapel voor stapel pakte ik de grote pakken papier van de planken. Oude versies van mijn boek. Tot voor kort nog te heilig om weg te gooien. Maar wat heb ik er aan als ik ook een doos van de gebonden, uiteindelijke versie in mijn kamer heb staan?

Dus - weg ermee. Toch had het nog aantrekkingskracht. Ik sloeg de eerste versie open en las hoe ik ooit begonnen was. Lappen tekst met vers uitgewerkte interviews.

Toen ging de telefoon. En geloof het of niet. Het was Aprajita, de gescheiden vrouw wiens verhaal ik net aan het lezen was. En zij belt bijna nooit. Behalve in maart. "Happy holi, Nanda-ji!" zei ze.

Holi! Ik was helemaal vergeten dat dat vandaag was. Het kleurrijke Indiase festival en het begin van het Indiase nieuwjaar.
Het was alsof Padmini met haar zangerige Engels zo een wolk paarse verf in mijn kamer had gegooid. Lente! En: India! India zo levend, dat ik inzag hoe idioot het was om al die papieren te bewaren. Alsof ik zo de Indiase vrouwen dicht bij me kon houden. Maar ze leven. En ze bellen.
Dus net zoals je met Holi je afgeschrobde oude huidcellen in het vuur gooit, zo gooide ik vandaag oude woorden weg.

"How is your new book doing Nanda ji?" vroeg Aprajita, zoals altijd vol interesse.
"It goes slowly slowly," zei ik.
"Wait for september, than it goes fast," zegt ze. Ze heeft vast weer in de sterren gekeken. En ik geloof haar. Want een paar jaar terug heeft tot op de maand precies voorspeld wanneer mijn boek uitgegeven zou worden.

We kletsen maar een paar minuten. Toch is het daarna veel lichter, dat opruimen. Iets nieuws heeft zich aangekondigd.

zondag 28 februari 2010

Lentemaan

Het is vandaag weer volle maan. Tijd voor een nieuw blog thema.

Ook al is het vandaag een regenachtige, winderige dag, het meest geschikte thema lijkt toch de Lente. Ze is er nog niet. Maar juist daarom vind ik haar interessant. De narcis die bijna uit de knop is. Ik zie het geel al verschijnen in de tot nu toe groene knop. De vogels die je opeens weer hoort, zelfs door het gieren van de wind heen. De lucht die zachter aanvoelt. Deze tijd voelt als een soort magische tussenfase. Waarin heel langzaam de lente intreedt en de winter verdwijnt.

En niet alleen buiten. Ook binnen. Ik zit nu tussen de dozen. Want ik ben begonnen aan de Grote Opruiming. Ik heb mijn bed verplaatst en probeer orde te scheppen in mijn dichtgegroeide bureauhoek.

Het is niet makkelijk, opruimen, schoonmaken. Ook al zit ik nu prinsheerlijk vanaf mijn net verplaatste bed uit te kijken over de tuin, ik had mijn kleine schrijftafeltje en mijn altaar daarvoor moeten verplaatsten. En dat stootte op weerstand. Weerstand om mijn orde te veranderen. Om bestaande patronen te doorbreken. Toch roept mijn hele kamer erom. Stof mij! Herschik mij! Laat de lente naar binnen!

En deze 40 daagse vasttijd voor Pasen lijkt me een geschikte tijd om te gaan opruimen. Om me te ontdoen van troep die ik al lang niet meer nodig heb. Maar daar zit ik nu: in de tussenfase. Waarin er alleen nog maar de aankondiging van een verse kamer, een gele narcis, is. Maar de takken zijn nog kaal. En het stormt. Toch zit ze in de lucht. De lente. En deze maan ga ik haar volgen. Naar buiten en naar binnen.

Treinen

Vrijdag zat ik een groot deel van de dag in de trein. Op en neer naar mijn familie in het Noorden. Ik vind dat niet erg. Ik houd van de trein. Het is als een twee-urig kado aan mezelf. Tijd voor mezelf - tijd om op mijn kleine laptopje mijn verhalen na te lezen, tijd om eindelijk aan dat nieuwe boek te beginnen.
Maar de heenweg zat niet mee. De trein was overvol en stopte in Hoogeveen wegens een aanrijding, waardoor ik opeens op een winderig station stond zonder aansluiting. En zonder tijd voor mezelf. Ik had nog geen woord gelezen.
Ik had mijn hoop op de terugreis gezet. Maar de trein van Groningen naar Utrecht zat ook vol. Er was nog een plekje vrij naast een jongen met een enorme rugzak. Zuchtend tilde hij de rugzak van de stoel toen ik vroeg of ik daar mocht zitten.
'Ik moet er eerst wat uitpakken hoor,' zei hij, terwijl hij tergend langzaam de rits opendeed. Ik stond midden in het gangpad en had een hele rij achter me. Ik had het irritant gevonden als hij niet precies dezelfde laptop en hetzelfde boek als dat ik in mijn tas had zitten, tevoorschijn haalde.
'We zitten wel op een lijn,' zei ik, toen we allebei onze zwarte Eee-pc's opensloegen. Hij lachte. We waren stilzwijgende reisgenoten. Met de tijd voor onszelf.
Terwijl we geconcentreerd aan het werk waren, was de jongen achter ons luidruchtig aan het bellen.
'Gijs jongen! Wat heb ik je lang niet gesproken. Ja, ik was mijn telefoonlijst aan het doorspitten, en ik dacht goh, hoe zou het toch met Gijs zijn!'
De jongen vertelde dat hij in een financiele crisis zat en daarom weer thuis woonde en nu op en neer reisde. Dat hij niet meer bij zijn voetbalteam zat en nu 12 kilo was aangekomen. Dat hij een nieuwe breedbeeld tv had.
Mijn buurman en ik gniffelden. Terwijl de vrouw aan de overkant volgens mij klaar was om in een woede uit te barsten.
'En nu is hij nog maar bij de G' zei mijn buurman , terwijl hij niet opkeek van zijn scherm.
En inderdaad. Daarna kwam Hans. 'Jongen, hoe is het in Hengelooooooo.'
En toen Jan. 'OOOOO man ik ben zo gestresst.'

Toen hij bij de K was aangekomen, sloegen wij onze laptop dicht en begonnen we allebei aan de Millenium Trilogie van Stieg Larsson. Ik zat aan het begin van het eerste deel, mijn buurman halverwege het tweede deel.
Ik zuchtte blijkbaar vrij luid, want het was helemaal niet zo spannend als mijn vriendinnen hadden beloofd.
"Doorzetten, hoor," zei mijn buurman, waarvan ik nu zag dat hij stekels had.
"Het wordt echt spannend, ik zit er nu helemaal in."
En dat hielp. Ik dook weer in mijn boek terwijl onze achterbuurman eindelijk klaar was met bellen en studeerde. Zijn tentamen was maandag en hij was nog laaaang niet klaar.

Ik hou van de trein.

woensdag 17 februari 2010

Mos in de duinen

Gisteren had ik een gesprek met een van de zusters. Ik had haar gevraagd naar de relatie tussen God en Kunst. Het Liobaklooster is namelijk een erg creatieve gemeenschap. De zuster weven, batikken, kleien, schilderen en bewerken hout. Zij leven van de opbrengsten van hun, prachtige, religieuze kunstproducten, zoals priestergewaden.

De zuster zei:'Als je aan god denkt, zie je mooie dingen. Als je God in je hart draagt, maak je dus als vanzelf mooie dingen. Dat doe ik niet. Dat gebeurt omdat ik God bij me draag. Elke keer als ik een schaal maak, plaats ik het in gedachten in het licht van God. Hij laat me zien waar ik nog aan moet werken, of wat al goed is.'

We hadden het ook over duisternis. Ik begon me te storen aan al die psalmen, die vaak nogal haatdragend zijn en de vijanden en heidenen het slechtste toewensen.
Dit zei de zuster daar onder andere op:
'Ten eerste zingen we dat om te zien uit welke traditie Jezus kwam. Op deze oude psalmen zijn later zijn vredige woorden gebaseerd. Maar ik zing ze vooral om te onthouden dat God niet alleen maar licht is, maar ook duisternis. En ik dus ook. Ik zing ze om mijn duistere kant te erkennen.'

Dus. Duisternis. En licht. God als duisternis erkennen, en mooie dingen maken omdat je niet anders kan als je aan god denkt. Bijna te tegenstrijdig.

Maar s middags liep ik door de duinen. In duisternis. Want ik was om allerlei futiele redenen in woede gevangen. Maar toen zag ik dat groene mos. Het oplichtende groene mos, met verfijnde takjes, midden in de grijze duinenzee. Op dat zachte bedje viel ik op mijn knieën. En ik bad: laat mij kiezen voor het licht.

Want daar gaat het om, zei de zuster: Dat we kunnen kiezen. Anders is het geen echte liefde. Liefde is een keuze.

Daar, op dat moment, koos ik voor het groene mos.
Als je aan God denkt, zie je mooie dingen.

zondag 14 februari 2010

Herschep mijn hart

Twee mooie zinnen die ze hier zingen:

'Heer, herschep mijn hart, heradem mijn verstand.'

'Zoals de hand speelt door de snaren van de citer en de snaren zingen,
zo zingen al mijn ledematen, verstild door het licht van de Heer.'

vrijdag 12 februari 2010

Menselijke god

Vanmorgen om 9 uur was er de eucharistieviering. Er was een pater aanwezig, die blijkbaar niet zo vaak de dienst leidde bij de nonnen, want het ging wat hakkelig en onwennig. Des te beter. Want in de haperingen tussen alle geformaliseerde handelingen en gebeden, kwam opeens de mens achter de zuster vandaan.

Ik snap weinig van wat er allemaal tijdens zo'n dienst gebeurt, dat moet ik zeggen. Maar dit was wat ik dacht te zien: De pater dacht dat de zusters het gebed van de dag zouden opzeggen, zij dachten dat hij dat zou doen. Na een korte, wat ongemakkelijke stilte nam een van de zusters het woord.
'Ik bid voor mijn ernstig zieke vader,'slik. 'Waar we vandaag een beslissing over moeten nemen,' schraap.
Baf, dat kwam binnen.
Het kwam veel harder binnen dan alle Eer zij geprezens en Vrede voor allens. Vooral omdat ze het in alle oprechtheid zei. Met een traan in haar stem.
Zij was een mens. Een dochter. Je vergeet het bijna als je de zusters alleen maar in hun witte gewaden tijdens de dienst ziet. Dan zijn het net engelen.
Maar nee, zij zijn vrouwen, met vaders, die ziek kunnen worden, en dat doet pijn, of je nu zuster bent of niet.
En vreemd genoeg kwam juist door deze menselijkheid God tot leven. Door het menselijk lijden. En het menselijk samenzijn. En de menselijke wens naar verlossing (of in mijn taal: verlichting).
God was daar. Zij depte de tranen van de zuster. Ik zag het.

donderdag 11 februari 2010

Scholastica

Op dit moment verblijf ik voor een dikke week in het Liobaklooster bij Egmond Binnen.
Ik schrijf, wandel (naar de zee dus) en vier met de zestien, veelal vrij oude zusters de vijf diensten per dag mee. In een simpele stenen kapel, met een groot groen/geel raam, zingen zij, op erg hoge toon, psalmen en gebeden.

Het voelt intiem om er bij te mogen zijn. Meestal deert het me daarom niet dat ik eigenlijk niets van de gereciteerde teksten snap. Maar gisteren was ik verward. Ze zongen: "Eerst heb ik het u gevraagd, maar u hebt niet naar mij willen luisteren. Toen vroeg ik het mijn heer en hij heeft mij verhoord." Eh, wie vroeg wie wat?

Toen er 's avonds ook nog een stuk of tien Benidictijnen broeders in zwarte gewaden op bezoek kwamen, fluisterde ik aan mijn buurgast: 'Wat is er aan de hand?'
'Het is een feestdag. 10 februari is de dag van Scholastica,' zei ze.
Scholiwattes?
Google bracht uitkomst. (Toch handig zo'n laptop.)Een prachtig verhaal.

Scholastica was, naar verluidt, de tweelingzuster van Benedictus. Zij stelde al eerder dan haar heilige broer haar leven ten dienste van God. Zij verbleef in een klooster, dichtbij het zijne. Af en toe aten ze samen in een tussenliggende herberg. Heel de avond loofden zij god.
'Ach broer, blijf toch wat langer, dan kunnen we nog verder praten,' vroeg Scholastica haar geliefde broer.
'Nee zuster,' zei hij streng, 'dat kan niet. Ik moet me aan de regels houden en overnachten in mijn eigen kloostercel.'
Waarop Scholastica haar handen samenvouwden om stilletjes haar verzoek, om wat langer het haar broer te kunnen doorbrengen, aan God te richten.
Vanuit de heldere hemel pakten zich plots donkere donderwolken samen en brak er noodweer uit. Benedictus kon nu niet uitreizen en sprak de hele nacht met zijn zuster over religieuze geschriften.
Hij sprak en geloofde vooral vanuit het hart. Zij, zoals haar naam al zegt, was meer op de heldere geest en structuur gericht. Behalve deze gedenkwaardige avond, waarin zij haar hart vol broederliefde liet spreken en Benedictus eigenlijk zijn regels wilde volgen. Zo leerden zij elkaar de juiste balans te houden tussen geest en hart.

Drie dagen later, op 10 februari, zag hij haar, door zijn raam, als witte duif naar de hemel opstijgen. Zij was in gods glorie opgegaan.

HIer in Egmond, bleven de broeders bij de zusters eten. Achter de dichte deuren, dus ik heb het niet gezien. Maar ik zie ze daar zitten, als Benedictus en Scholastica, praten en giebelen. Want giebelen deden de oude broeders zelfs in de kerkbanken.

Ik bad en zong in de avond weer met ze mee. Het voelde in evenwicht. De zusters in hun lichte gewaden, de broeders in hun zwarte. Hart en geest. Geest en hart. Zij kwamen deze avond samen.
10 februari. Een feestdag om niet te vergeten.

woensdag 10 februari 2010

De zee

Vandaag vond ik haar wel!
Een stenen weg, dwars door de duinen, leidde mij doelgericht naar de zee.

En daar was ze. Dramatisch. Donker. En licht.

dinsdag 9 februari 2010

Schrijven langs de kust

Ik liep net door de duinen. Ik wist dat ergens ten westen van mij de zee was. Maar ik zag haar niet. Ik verdwaalde door de bossen en duinen. Ik rook haar wel en hoorde haar af en toe. Maar ik kwam er maar niet aan.

Zo schrijf ik de laatste tijd ook. Verdwalend. Struinend door de duinen aan de kust van wat ik eigenlijk zeggen wil. Ik hoor iets fluisteren, ik kan het bijna ruiken. Maar ik vind de juiste woorden nog niet. Toch weet ik dat dat wat ik eigenlijk schrijven wil, net ten westen van me ligt.

Ik moet eerst de omgeving verkennen. Net zoals in Granada. Ik was al vier dagen in de stad voordat ik het toonaangevende fort Al Hambra inging. Ik had haar van alle kanten gezien. Vanaf het terras aan de rivier keek ik op tegen het zomerpaleis. Van het klooster op Monte Christo keek ik tegen de donkere kantelen aan. Vanaf de olijfvelden zag ik haar silhouet tegen de sneeuwbergen.

Maar pas op de maandag zag ik de uitbundige versiering aan de binnenkant, de fonteinen en de tuinen. Toch voelde het gebouw als een bekende, omdat ik zo lang rondom haar had gezworven. Haar geheimen waren nu aan mij besteed. Vielen op hun plaats. Omdat ik heel langzaam dichterbij was gekomen.

Zo schrijf ik mezelf ook heel langzaam naar de zee. Want na mijn wandeling van vandaag, geloof ik dat mijn verhalen eigenlijk over de zee gaan. Maar zeker weten doe ik het niet. Ik moet eerst nog een paar keer verdwalen.

zondag 7 februari 2010

Laatste kwartier

En nu ik toch al meer dan een maand vooral over de maan lijk te schrijven, maak ik het rondje ook af. Vrijdag was het Laatste kwartier. Ik reis mee met de afnemende maan. En dat betekent vooral vertragen. Uitrusten.
Ik ben op ons schip de Marius. We liggen in Franeker, maar daar merk ik weinig van. We komen namelijk niet uit het donkere ruim. De hele dag zitten we voor de houtkachel en drinken thee en juttersbitter. Ik lig in de bedstee en lees het nieuwe boek 'Toewijding' van Elisabeth Gilbert, die ze (alweer) speciaal voor mij heeft geschreven. Ik zit aan de grofhouten tafel een beetje te schrijven over een afnemende maan. Maar veel nieuwe woorden geeft deze maan niet. Ze is van de stilte. Van de stilte tussen de volle en de nieuwe maan. Van de tijd waarin de maan zichzelf terugtrekt in de duisternis. En ik ook. In het donkere stalen universum van de Marius, met slechts het flikkerende licht van de petroleumlampen en de laatste maan.

zaterdag 6 februari 2010

Zacht reizen

In Granada sliepen wij bij een vriendin. Omdat zij niet genoeg bedden had, sliepen steeds twee van ons clubje van vijf op de grond. De laatste nachten was ik dat.
Ook al heb ik erg vaak gekampeerd en op matjes geslapen - deze vloer leek keihard. Ik werd ‘s nachts beurs wakker, met stijve heupen. Midden in de tweede nacht werd ik er zo boos van dat ik stond te stampen op de grond en omstandig mijn bedje verschoof in de hoop dat de tegelvloer een meter verderop zachter zou aanvoelen. Dat was natuurlijk niet zo.
Eenmaal weer terug op mijn mat bezonk de frustratie een beetje en bedacht ik me dat het weinig zin had om zelf net zo hard te worden als de vloer. Dat ik er beter in kon oefenen om zelf zachter te worden, in plaats van de vloer proberen zacht te stampen.

De gedachte dat de hardheid niet in de vloer zit, maar in mezelf, bleef de volgende dag bij me. En dat de hardheid dus ook niet in de veel te vroege ochtend zat, maar in mijn beleving.
‘Dit is voorlopig de laatste keer dat ik door Granada loop,’ zei ik tegen mezelf, terwijl ik voorovergebogen met mijn zware rugzak de heuvel van het Al Baicin opklom.
Mijn blik verzachtte. Ik zoomde in. En de knalgele broek, die op het dak van het knalwitte huis tegen een knalblauwe ochtendhemel hing te drogen, kwam knallend naar binnen. Aanwezig.

Ik kon zelfs lachen en mijn schouders ophalen, in plaats van ze te verkrampen, toen we een gehuurde auto om allerlei administratieve kwesties toch niet mee kregen.
We ademden diep in en reisden verder op onze eigen opblaasbare vliegende tapijten
naar de kust. We hadden helemaal geen auto nodig, de Spaanse bussen reden op onze wenken.

Eenmaal aan de kust, landde ik onverwacht hard op het zwarte kiezelstrand. De hoge witte flats leken te lelijk en te aanwezig om bij te ontspannen. Mijn zachte zwembadjes liepen leeg.
Maar daar was de zee. De deinende Middelandse zee. Als er iets is dat mij verzacht, dan zijn het wel brekende golven, frisse wind en de zoute zon. De golven sloegen naar binnen en namen alle kiezels met mee. Ik viel in slaap alsof ik op een zandstrand lag. Eindelijk.

zaterdag 30 januari 2010

Reizen

Vandaag is het volle maan. Een nieuwe maan(d)op komst. En dus ook een nieuw blog-thema.
Omdat ik vanavond de ronde, knallende maan boven de besneeuwde Sierre Nevada, achter de donkere kantelen van het El Hambra in Granada zag opkomen, lijkt het thema REIZEN me erg toepasselijk.
Februari is mijn reismaand.
Ik zal reizen in Spanje, op de wadden, in het klooster en op papier.
En de maan reist met me mee. Vandaag was ze bij me terwijl ik door de slingerende straatjes van Granada liep. ´Kijk! kijk!´ zeg ik tegen mijn vriendinnen (die een beetje moe van mijn maanmanie beginnen te worden..) en ik blijf maar naar die enorme maan wijzen. Zo groot dat ze bijna niet echt lijkt. Alsof de maan uit de 3-d versie van Avatar komt.
Maar ze is echt. Net zo echt als de bloeiende sinaasappelbomen, de flamenco spelende zigeuners en mijn voeten die over eeuwenoude stenen lopen.

donderdag 28 januari 2010

Beginnen met schrijven

Ter inspiratie: tien manieren om een tekst te beginnen.

Om de aandacht van de lezer meteen te pakken, kan je beginnen met:

1. Het beschrijven van het hier en nu
2. Midden in het verhaal
3. Bij het einde van het verhaal
4. Met een vraag
5. Met een citaat
6. Met een conclusie
7. Met een stelling
8. Met een mop
9. Met een anekdote
10.Met een dialoog

maandag 25 januari 2010

Maandagmorgen

Veel mensen hebben moeite met de maandagmorgen, maar ik hou van het begin van een nieuwe week.

Ik begin mijn week altijd dansend.
Ook deze morgen, stond ik van de 9 tot 10 uur, voor een spiegel te springen in een witgeverfde werfkelder. Ik cirkelde mijn gewrichten, spande de spieren, roteerde op balkanmuziek en danste daarna de witte stad weer in.

Omdat ik voor het dansen vaak geen tijd vind om te ontbijten, doe ik dat daarna in een cafeetje. Vandaag ging ik naar de Coffeecompany. Een vleugje New York in Utrecht.
Ik dronk een Chai Latte, normal size, aan een lange leestafel met anderen, Utrechtse bekenden en onbekenden. Ik las mijn schrijfwerk door terwijl mijn buurman een tekening maakte en mijn overbuurvrouw op haar laptop aan het werk was.
Frisse maandagmorgen energie.

Met de flamencomuziek van de dansles nog in mijn hoofd, fietste ik naar mijn atelier. Klaar voor een nieuwe week.

donderdag 21 januari 2010

Eerste kwartier

Ik ben bezig met een nieuw project. Ik schrijf iemands levensverhaal op.
Mijn concentratie is hoog en al schrijvend vliegt de dag voorbij.
Ik verbaas mezelf.

s Avonds fiets ik naar huis. Het is helder. De nieuwe maan staat al vroeg aan de hemel. Ze is op weg naar haar eerste kwartier.

O ja, het eerste kwartier. De tijd om aan nieuwe projecten te beginnen. Het bewijst zich keer op keer. Een nieuw project starten in een afnemende maan is geen goed idee. Dat gaat traag. Bij een afnemende maan is het makkelijker om naar achteren te kijken, naar het deel van je licht dat verduistert. Een tijd om af te ronden en tot rust te komen. Bij toenemende maan kijk je vooruit, naar het licht dat elke dag groeit.

Elke maan vergeet ik het weer. Maar als ik naar boven kijk, weet ik het weer. De trekkende ganzen helpen een handje. Ze vliegen in een grote V al gakkend met me mee. Ze roepen dat ik af en toe omhoog moet kijken.

En met mijn hoofd ik mijn nek, zie ik een sterrenbeeld van mezelf. Ik zit op Terschelling aan een schrijftafel. Het is van twee lichtjaren terug. Ik zat in een huisje te midden van duinen met meren waar de trekkende brand-, nijl- en rotganzen landden. Sindsdien is schrijven gekoppeld aan dat geluid.

Ik fiets verder naar huis, met de ganzen en de maan als mijn gidsen, die me er aan herinneren dat schrijven veel groter is dan ik vaak denk als ik in mijn eentje achter mijn computer zit. Het hele universum werkt mee. De maan, de ganzen en ik zelf in mijn allergrootste dimensie. Onzichtbaar, maar heel af en toe zichtbaar aan de sterrenhemel.

zondag 17 januari 2010

Begin van de avond

Venus knalt naar binnen
Nog net op tijd keek ik naar het Westen
Om door de zwarte contouren van de bomen
de maan in haar nieuwe licht
op haar dunne halfronde rug te zien drijven

Ik herinner me een gedicht
dat ik me niet meer herinner
Behalve dat het over
de moed van de nieuwe maan ging

Het is het begin
van de avond
Blauwer dan de verse nachthemel
zink ik op de vensterbank
en zing mijn lied
voor haar
op papier.

donderdag 14 januari 2010

Het begin van de maan

Deze ochtend schrijf ik aan mijn heilige-met-de-pen-schrijf-tafel op de computer. Dat gebeurt alleen op nieuwe maan. Dan is de creativiteit zo sterk, dat er meteen een tekstverwerker aan te pas moet komen. Het papier kan dat niet aan.

Het duurde even voordat ik door had dat deze buien van schrijfwoede samen hangen met de nieuwe maan. Ik denk dat dat ongeveer een jaar geleden begon. Toen zat ik om 6 uur in de ochtend al achter mijn computer. Ik werd wakker met een kant en klaar gedicht in mijn hoofd. Tussen de zinnnen door keek ik op mijn maankalender. Nieuwe maan. Aha, alweer.

Nieuwe maan is niet zo opvallend als de volle maan. Een volle maan staat te knallen aan de hemel en veel mensen weten hoeveel onrust dit kan veroorzaken. Wilde dromen, vechtpartijen in de kroeg, een onrustige geest.

Maar de nieuwe maan is een stille kracht. In haar duisternis, is er opeens alle ruimte voor mijn licht. Alsof zij op die ene dag even opzij stapt en je een blik gunt in de diepte van het universum. Door de volle maan word ik verblind. Ze is mooi. Ik kan in haar licht dansen. Maar de nieuwe maan, geeft diepte. Zij lijkt op mijn heilige zone in de ochtend. De zone tussen dag en nacht, tussen mij en mijn essentie. Mijn essentie die in de korte donkerte heel even een ster aan de hemel kan zijn.

Het begin van de dag

Voor mij is het begin van de dag een heilige zone.
Ik sluimer in de ochtend, ik ben nog niet de boven de horizon. Ik zit half in de droomwereld, half in de dagwereld. Dat is het moment dat ik ga schrijven.

Aan een apart tafeltje in een hoek van mijn kamer. Het tafeltje is klein zodat alleen mijn dagboek en een kaars er op passen. Op de muur voor me hangen zelf gemaakte tekeningen en mijn favoriete heiligen: boeddha, tara, de maan, maria. Ik ben niet alleen.

Ik kijk uit over de tuin die al meer dan een maand wit is. De bomen zijn nog zwart, de takken niet onderscheidbaar. De lucht heeft iets doorzichtigs grijs. Net niet dag. Net niet nacht.

En al schrijvende, meestal met de pen, word ik wakker.
Met dat eerste kopje thee van de dag naast me, schrijf ik de eerste woorden. Alsof woorden het verschil maken tussen nacht en dag. Om van het woordenloze in het woordenvolle te treden. Zacht, half slapend, bijna als een te kwetsbaar kind.

In deze fase leer ik mezelf op een manier kennen die overdag niet mogelijk is.
In deze schemering ben ik nog iets van de heks uit mijn dromen. Kan ik nog net het staartje van diep verdriet, dat als mist boven mijn ochtendtuinen hangt, te pakken krijgen.
Soms sla ik het ochtendschrijven over. Dan schiet ik meteen in de dagmodus. Dan begin ik met praten. Dat is dus heel iets anders. Ik spreek de nachttaal niet. Ik schrijf haar alleen. Alleen op papier kan ik de nacht in mezelf laten spreken.

dinsdag 12 januari 2010

Het begin na het einde

Lisa St Aubin de Teran in Mijn favoriete reizen:

"Wat alle sprookjes gemeen hebben is dat wanneer het over de liefde gaat (wanneer alle bergen beklommen zijn, al het kreupelhout is weggekapt, alle draken gedood zijn en de prins en de prinses, of de prins en het boerenmeisje elkaar in de armen zijn gevallen) het stel altijd 'nog lang en gelukkig leeft'. Wat het einde van het verhaal lijkt te zijn, is eigenlijk het begin. Het liefdesverhaal begint in de leegte na het woord 'einde'
Vanaf het moment dat Robbie en ik ons verloofden, leefde ik in die leegte, dat onbekende gebied, dat vreemdste land ter wereld."

woensdag 6 januari 2010

Het begin van geven

Vandaag is het Drie Koningen. Deze drie wijzen uit het Oosten stond aan de wieg van een nieuw tijdperk. Zij gaven de pasgeboren Jezus, om hun eer te bewijzen, goud, mirre en wierrook.

Vandaag leek me daarom een goede dag om te beginnen met geven.
Tijdens de meditatiemarathon van december hadden we met alle mediteerders besloten wat geld in te zamelen voor Open Dharma. 'Door alle kleine restjes op een hoop schuiven,' zei een optimistische Amerikaanse vriendin, 'komen we een heel eind.'

Als zuinige Nederlander dacht ik meteen: 'Ik heb helemaal geen restjes, ik heb alles nodig om rond te komen.'

Maar toen zag ik het roze porseleinen kopje op mijn tafel staan waar ik al een tijdje al mijn fooien in deed. Veel fooi krijg ik bij mijn huidige horecabaantje niet, dus het zat vol met dubbeltjes en vijftig cent stukken. Ik besloot deze restjes te sparen.

Vandaag telde ik het uit. 50 euro. Of eigenlijk 46,30 euro. Maar vandaag ronden we naar boven af.
Dat heb ik overgemaakt. Goud voor mijn meditatiegidsen. Mijn sterren in het Oosten. En toen heb ik ook meteen mijn Indiase familie 50 euro gestuurd. Mirre voor lieve, verre vrienden. En toen heb ik ook meteen Sister Mary in Bodhgaya de royalties van mijn boek van 2009 gestuurd (wat eigenlijk niet meer is dan een fooi...). Wierrook voor goed, oprecht werk.

Want als ik eenmaal begin met geven, blijken er overal 'restjes' te zijn, waar ik best zonder kan. Het zijn kleine beginnetjes. Maar toch. Voor je het weet zit het fooienpotje vol en verandert een begin in een nieuw tijdperk.

dinsdag 5 januari 2010

Het begin van 2010

Ik word bevroren wakker. Mijn schouders zijn verkrampt en droombeelden zitten vastgevroren op mijn netvlies. Ik ben nog steeds verdwaald in mijn geboortedorp. Toch zie ik ook de zwarte stalen wanden om me heen, die bedekt zijn met een dun laagje ijs. Wolkjes van hete adem. De eerste zonnestralen vallen door de met sneeuw overdekte koekoek naar binnen. Een wit bibberend hondje onder de dekens. Een man met grote handen maakt mijn schouders los. Ik ben op ons schip de Marius.

Ik sta op en loop met het hondje door de witte, nog verlaten straten van Franeker. Ik heb mijn lenzen nog niet in, toch zie ik dat de stoepjes al mooi schoon geveegd zijn en dat achter ramen de lampjes in de kerstbomen aan staan. Voor de rest is de wereld een vaag mengsel van meerkoeten, pakhuizen en de kleine kronkelende straten uit mijn droom. Zonder lenzen sta ik op de rand van mijn ijselijke nachtwereld en witte dagwereld.

In het ruim ga ik bij de kachel zitten met een kopje thee. Ik wil eigenlijk schrijven, maar het lukt niet om te beginnen. Ik ben niet het enige wat bevroren is aan boord. De waterpomp en de wc pomp zijn dicht gevroren. De houtkachel moet heel veel moeite doen om het schip warm te stoken.

Pas als het water weer stroomt en het ijs van het staal naar beneden drupt, gaat het bij mij ook stromen. Ik doe mijn lenzen in en zet de eerste woorden op papier. Ik ben hier. Dag nacht. Hallo 2010.

zaterdag 2 januari 2010

Beginnen

In 2010 wil ik iets nieuws gaan proberen.
Elke maan wil ik op mijn blog over een ander thema gaan schrijven.
Zoals ik al schreef, hielp het om over mijn meditatie-marathon te schrijven.
De verrijking van de beperking.

Dus elke maan opnieuw zal ik me beperken door een thema.

Het thema van de eerste maan zal Beginnen zijn.

Het begin van dit idee begon op 1 januari.

Ik liep op de Noordvaarder van Terschelling terwijl de zon boven Vlieland oranje onder ging. Voor me, in het oosten, achter de Brandaris, kwam de maan op.
Het voelde alsof ik letterlijk een nieuw jaar in liep.
Een nieuw jaar met een nieuwe maan. Die dit jaar precies met oud en nieuw vol was. Ze stond op oudjaarsnacht trouw stralend tussen de rode en groene noodpijlen die als vuurwerk de lucht in schoten.

De maan begint ook elke maand opnieuw. En nu loopt dit jaar haar cyclus bijna gelijk aan onze maanden. En is zij vol aan het einde van de maand.

Ik zal schrijven als de maan. Mijn licht laten schijnen over een thema en zien wat het brengt. Totdat het weer tijd is voor een andere ingang.

Daar begin ik vandaag mee. Nog een beetje onwennig. Zoals altijd met beginnen.