donderdag 29 december 2011

Transitie 10: Vis en flamingo's


Afgelopen maandag, toen ik het dorp bezocht waar ik ben opgegroeid, realiseerde ik me dat ik ben opgegroeid in een transitiegebied.

Bedijking
Vroeger lag mijn dorp aan de zoute zee. Maar na het leggen van een dijk eind jaren zestig lag het opeens aan een zoet meer. Daarmee was het eeuwenoude vissersdorp in een klap geen vissersdorp meer.

Door een transitie in ruimte, een verandering in het landschap - ontstond er een transitie in structuur - in economie. In het ingedijkte gebied kon je geen enkele schol of garnaal meer vinden.

Vissers raakten werkeloos of moesten van elders varen. Daardoor vond er ook een sociale transitie plaats - het van leven bruisende dorp kakte in en de havens liepen leeg.

Drooglegging
Iets soortgelijks gebeurde er met mij. Als klein meisje woonden mijn familie en ik op een zeilschip en zwalkten we vrij over de wadden. Toen mijn broertje en ik naar school moesten en mijn ouders werk zochten, kochten ze een huis in dat vissersdorp zonder vis.

Het land lag er hard en onbeweeglijk onder mijn voeten. Ik hoorde geen golven meer breken en proefde geen zout op mijn lippen. De bakstenen van het huis lagen er in tegenstelling tot het klotsende schip, roerloos en stil bij.

Ik voelde mij als een ingedijkte zee. Waar was het zout? Dat wat eerst bewoog en onderhevig was aan eb en vloed, lag opeens stil.

Flamingo’s
Maar ondertussen ontwikkelde de natuur in het ingedijkte gebied zich. Toen ik er met kerst doorheen reed zag ik voor het eerst hoezeer mijn geboortegrond op een uiterwaarde lijkt. Het ligt als een buffer tussen de zoute zee enerzijds en de akkerlanden anderzijds. Net als hier aan de Lek groeit er een grote hoeveelheid riet, die goudgeel oplichtte in de lage winterzon. De ganzen trokken gakkend over. Op de vochtige grond liepen langharige buffels.
Ik herinner me dat hier regelmatig groepen flamingo’s landden. Het was een vreemd beeld, deze exotische dieren die als grutto’s in de slik scharrelden en stokstijf op hun poot stonden. Uren kon ik er naar kijken.

Nieuwe structuur
Mede dankzij mijn ondernemende ouders en doordat het ingepolderde landschap als een uniek natuurgebied erkend werd, veranderde het lege vissersdorp in de jaren tachtig langzaam in een opkomend toeristisch centrum. Dat ging niet vanzelf. In het dorp bestond veel weerstand tegen verandering. Achter de dijk mopperden de oude bewoners op al dat ‘vrumd volk’ dat hun dorp overspoelde.

Maar de natuur trok zich daar niets van aan. Een transitiegebied is vrij van tradities. Er is hier ruimte voor iets nieuws. Iets nieuws dat niemand kan voorspellen of sturen. Dat ontstaat uit zichzelf. En door het jarenlang met rust te laten ontstaat er een nieuwe natuur waar zoiets bizars als een flamingo kan landen.

Brak van binnen
Ik was al meer dan vijftien jaar niet in dit dorp geweest. En doordat er zoveel tijd overheen was gegaan, heeft zich ook in mij een nieuw landschap kunnen ontwikkelen.

Lang voelde ik weerstand om terug te keren naar deze van zout verstoken plek. Ik had verwacht gillend weer uit dat dorp te rennen. Maar toen ik op de dijk stond, werd ik geraakt door het prachtige uitzicht. En door de opvallende overeenkomst met mijn huidig onderkomen aan de Lek. Ik vergat niet meteen alle pijnlijke dingen die plaats hadden gevonden in dat dorp waar ik niet thuis hoorde, maar ik zag ook het rietland van Hasse Simonsdochter en hoorde elfen fluisteren. Ik zag een plek waar vreemde vogels, zoals mijn familie en ik, ook kunnen landen.

Ik ben van binnen brak geworden. Ik ben niet of zoet of zout. Ik ben niet meer of een vrij schipperskind of een raar importmeisje. Er ligt daar nog een heel gebied tussen in. Een gebied waar ik allebei en geen van beiden kan zijn. Ik ben over de dijk van mijn selectieve geheugen gestapt, in een transitiegebied waar nieuwe verhalen groeien.
Zonder zoute vis, maar met roze flamingo‘s.

dinsdag 20 december 2011

Transitie 9 - Transitiemanagement

Afgelopen zondag, tijdens de transitie-workshop, werden we achtervolgd door transitieweer.

Met acht vrouwen liepen we door de uiterwaarden. De zon scheen, de lucht blauw. We zaten op een bankje en schreven .Ondertussen pakten zich in het westen dikke donkere wolken samen.

We liepen terug. Voor ons blauwe lucht, achter ons zwart. Daar tussen door vielen zonnestralen. Een regenboog. Die dreigende lucht volgde ons totdat we weer letterlijk hoog en droog in de schrijfzaal zaten.

Zeevaartschool
Een deelnemer zei: een transitie kondigt zich altijd aan. Schapenwolken krijgen windveren. De wind trekt aan of gaat liggen. Aan de horizon zie je de transitie al aankomen.

Tijdens de zeevaartschool heb ik hier lang op gestudeerd. Hoe deze hoge- en lagedrukgebieden overtrekken, wat de kenmerken zijn van warmte- en koufronten. Als stuurvrouw kijk je altijd naar de horizon en naar de lucht boven je. Kijk je altijd verder dan het nu. Want die blauwe lucht kan zo bewolkt zijn, een briesje kan zo omslaan in storm.

Verder dan nu
Transitie is dus enerzijds die grens in het nu, de regenboog, en tegelijkertijd is het een lange termijn visie. Herken je transitie door ver vooruit en regelmatig achteruit te kijken.

Een van de opdrachten die ik zondag tijdens de workshop gaf, was het schrijven vanuit de ogen van een transitioneel voorwerp. Een voorwerp dat al langere tijd op je schoorsteenmantel staat, in je bed ligt of om je vinger geschoven zit.

De opdracht was om met de ogen van dat object naar de transities in je eigen leven te kijken. Hoe heeft dit object jou zien veranderen?

Er kwamen prachtige verhalen uit voort. Als je met een enigszins afstandelijke blik naar je leven over een langere tijd kijkt, treden er verrassende dingen op de voorgrond.

Logboek
Het doet me denken aan het logboek dat wij aan boord altijd bijhielden. Elk uur schreven we op wat de luchtdruk, de snelheid, de koers, het weer en de toestand van de zee was. Dat lijkt soms onzinnig. Maar als je een langere tocht, zoals een oceaanoversteek, maakt, laat het transities zien, die je op de korte termijn niet kan herkennen. Doordat we elk uur een positie in de kaart zetten, zagen we hoe de stroom onze koers beïnvloedde. Door elk uur de wind en de luchtdruk te noteren, zagen we hoe luchtdrukgebieden bewogen over de oceaan. Plotselinge weer- en snelheidswisselingen begon ik zo in een groter kader te plaatsen.

Samenhang
Mijn eigen transities staan ook in een groter perspectief. Ze zijn afhankelijk van de seizoenen, van economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Mijn leven staat niet op zichzelf. Ik ben onderdeel van het universum. En ik kan samenwerken met dit universum. Ja, ik weet het, dat klinkt als een verschrikkelijke 'secret-waarheid.' Maar toch geloof ik er steeds meer in.

Transitie-management
Er bestaat zoiets als transitie-management. Rotmans, hoogleraar aan de universiteit van Maastricht, heeft er onderzoek naar gedaan. Hoe transities zich ontwikkelen en hoe je die kan sturen.

Dat is een precair gebied. Want een transitie ontstaat eigenlijk altijd van onderaf, vanuit initiatieven en ontwikkelingen binnen de maatschappij en economie en bijna nooit van bovenaf - zoals in een planeconomie.

Toch gelooft Rotmans dat je een transitie richting kan geven. Dit is moeilijk, want het gaat er om de juiste balans te vinden tussen sturen en loslaten.

Je bepaalt een koers maar die is breed - je wilt naar het oosten of een meer duurzame wereld. Maar je weet niet of de oplossing in het noord- of zuidoosten ligt. Je kan in Azië aankomen maar ook in Amerika.

Complex
Transities zijn complex en moeilijk te overzien. Ze voltrekken zich altijd op meerdere vlakken tegelijkertijd. Een maatschappij kan niet veranderen als de economie en politiek niet mee verandert. Als je van baan verandert, verandert er meer dan alleen je inkomen.

Dit soort complexe, structurele veranderingen zijn moeilijk te managen. Maar het helpt om duidelijk verslag te leggen. Om te zien hoe je luchtdruk verandert, wat de hoogte van je golven zijn en hoe de wind staat.

Observeren
Transitie is meteorologie. Het begint bij helder observeren. Bij vooruit kijken, bij over je schouder kijken, bij naar boven kijken.

Ik geloof dat als je regelmatig je leven observeert en beschrijft, in verhalen, in lijstjes, in gedichten, je beter in staat bent om je eigen transities te managen. Dat wat je ziet, dat wat je herkent, kan je sturen. Niet met strakke hand, maar met een knik in de schoot. Met je hand op de schoot en je blik op de horizon kan je soepel inspelen op windstoten en windstiltes.

Midwinter en oud en nieuw
En er is geen beter moment om vooruit en terug te kijken als de periode rondom oud en nieuw en midwinter. Het zijn als het ware vensters waardoor je patronen in je leven kan herkenen.
Maak lijstjes van dingen die je los wilt laten. Van wensen die je hebt. Van dingen die je echt nog wilt doen en dingen die je echt nooit meer wilt doen. Laat het universum weten welke koers je wilt nemen. Je stuurt. En daarna laat je los, want de uitkomst ligt niet in jouw handen. Dat is transitiemanagement.

zaterdag 10 december 2011

Transitie 8 - This is the And

Gisteren heb ik een prachtig boek ontvangen over transitie: ‘This is the And’ van Manfred en Victor van Doorn.

Manfred vertelde dat ze met dit boek het zwarte en witte deel van het yinyang symbool uit elkaar willen trekken om zo een derde ruimte creëren. Een ruimte waarin zowel zwart AND wit bestaat.

TrANDsition
Dat doet me meteen aan mijn definitie van transitie denken. In transitieblog 2 schreef ik dat transitie niet alleen een tussenfase is waar je (zo snel mogelijk) door heen wilt bewegen, maar ook een gebied op zichzelf is. Ik noemde de uiterwaarden als voorbeeld - ze zijn en een tussengebied tussen land en Lek en een eigen landschapstype. TrANDsition is de uiterwaarde tussen yin en yang.

De Van Doorns dagen hun lezers uit om meer vanuit dit tussengebied te leven en denken. Om niet langer in of-of te denken, maar in en- en.

ANDia
Persoonlijk heb ik dat wederom in India geleerd. Dat ging niet vanzelf. Tijdens het schrijven van mijn boek over Indiase alleenstaande vrouwen, werd ik met mijn Nederlandse rechttoe- rechtaan geest, gek van de tegenstrijdige verhalen die ik te horen kreeg. De ene keer was een vrouw heilig, de andere keer was ze een slet. De ene keer vertelde iemand dat ze bewust bij haar man weg was gegaan, in het volgende gesprek bleek dat ze door de schoonfamilie op straat was gezet.

Maanden heb ik verwoed gezocht naar de waarheid onder al die roddels, vage verhalen en ondoorgrondelijke mythes over de Indiase vrouw. Zonder resultaat natuurlijk. Want India is ANDia. Alles bestaat tegelijkertijd.

In India werd ik gedwongen om in deze tussenruimte te gaan staan. Om in de uiterwaarden tussen heilig en niet heilig, tussen waar en niet waar te leven. Ik moest kijken en denken als een ‘andividual’.

ANDividual
Volgens Manfred en Victor denkt een andividual niet in termen van gelukkig of niet gelukkig, goed of slecht, aantrekkelijk of lelijk. Maar ‘zhij’ is iemand die ‘inclusief’ denkt. Die tegenstrijdigheden een plek geeft in zijn brein. Die durft te leven op die grens waar zowel het een als het ander waar is.

ANDers kijken
Pas toen ik me realiseerde dat de verhalen in India zowel realistisch als fantastisch waren, wist ik waar mijn boek overging.

Het ging over ANDers kijken. Het ging niet over uitvinden wie er gelijk had, welk verhaal klopte. Dat zou ik nooit ontdekken. En eigenlijk deed dat er ook niet toe. Het deed er toe dat al die verhalen tegelijkertijd bestonden. En hoeveel dat zei over de positie van de alleenstaande vrouw, hoeveel dat zei over de Indiase samenleving en hoeveel dat zei over mijn manier van kijken en luisteren.

Mijn obstakel werd mijn thema. Dat waarvan ik dacht dat het een transitie was - de gedachte: straks als ik India snap, kan ik mijn boek schrijven- was het boek al. Het boek lag verscholen in het niet snappen.

Transitie als nieuwe manier van leven
Zo werkt het, in mijn ogen, ook met het nieuwe tijdperk.

We zitten en in een transitie naar een nieuw bewustzijn en tegelijkertijd IS deze transitie al het nieuwe bewustzijn. Ons nieuwe denken laat zich kenmerken door transitie.

In deze nieuwe manier van denken erkennen we en de huidige crisis en zien we nieuwe mogelijkheden. Het is een visie waarin we en onze persoonlijke tekortkomingen herkennen en in onze potentie geloven. In deze verschuiving van denken ligt de kiem van verandering.

Transitie is als het Indiase hoofdknikje, waarbij ze zowel schudden als knikken. Een soort schommelknikje dat zowel ja als nee betekent.

In de uiterwaarden tussen yin en yang, tussen het schudden en knikken in, ligt een heel nieuwe denkwijze verscholen. Eentje die net zo verwarrend als verhelderend is.

zondag 4 december 2011

Transitie 7 - Trekvogelhart

De ganzen zijn terug. Nou ja, eigenlijk zijn ze nooit weggeweest.

Ik dacht dat even, zoals ik beschrijf in mijn blog ‘Ganzen en sleutels.’

Maar ze vliegen nog steeds in grote getale over de rivier en de weiden. Gelukkig maar. Want ik houd meer van dat onrustige gegak dan ik dacht.

Door hun korte stilte en de korte gedachte dat ik een gesettelde nijlgans was in plaats van een trekkende brandgans, zijn er weer allerlei nieuwe transitie-gedachten op gang gekomen.

Trekgansgedrag
Want hoe zit dat eigenlijk met mijn neiging om elk jaar een afgelegen onderkomen te zoeken om daar te gaan schrijven? Is dat trekgans gedrag? Maar ik houd helemaal niet van die trek. Het eerste wat ik doe als ik zo’n verlaten huisje of schip betrek, is gekleurde kerstlampjes ophangen en kaarsjes aansteken. Ik wil wel onderweg zijn, maar het moet net zo veilig als thuis voelen.

Ik herinner me een maand op een schip op de Spiegelplas, anderhalve maand in een huisje op Terschelling, een paar weken in een klooster in Egmond en een kale hotelkamer in India. Op al die plekken voelde ik me in de eerste weken verschrikkelijk eenzaam.

Paniek
Die eenzaamheid grensde soms aan paniek. Zoals tijdens mijn eerste retraite, toen ik zeventien was en eindexamen deed. Ik had me teruggetrokken op onze klipper en had in het ruime ruim op elke tafel een vak uitgespreid. Niemand mocht me storen. In alle rust wilde ik me verdiepen in die materie (behalve in Natuurkunde, daarvan kreeg ik gegarandeerd een crisis). De nachten waren mijn favoriet, dan verslond ik de totaal onbegrijpelijke boeddhistische boeken van mijn vader. Als letterwurm was ik in mijn element, maar ik lag ook regelmatig huilend buiten op het dek. Overmand door een onvatbare wanhoop en paniek die met woorden en studie niets te maken had.

Da’s normaal
Die heftige puberale emoties zijn eigenlijk nooit verdwenen tijdens mijn retraites. Gelukkig las ik onlangs het (zeer aan te raden) boek ‘Stilte als antwoord’ van Sara Maitland. Daarin beschrijft zij nauwkeurig wat zij en andere kluizenaars, zeilers, klimmers en mystici ervaren als ze langere tijd alleen in stilte verkeren. Het eerste effect dat ze beschrijft is de verheviging van emoties. Zelf ervoer ze het zo: ‘Al snel leken mijn emoties aan te zwellen tot kolossale golven van gevoel, vaak volledig buitensporig.’

Ah, het is normaal! Het hoort bij de stilte.

Vreugde
Daarnaast ervaren bijna alle stiltezoekers gevoelens van grote vreugde. En niet zozeer een emotionele vreugde, maar een vreugde die Sara beschrijft als ‘een diep gevoel van verbondenheid met het universum.’

Meestal komt die vreugde bij mij halverwege - als ik door de eerste transitie heen ben. Net zoals nu, na een wiebelige, wankele november, ga ik stevig en vol vreugde de decembermaand in.

Schrijven en dansen
Ik voel me eindelijk echt thuis in dit soms wat kale en witte atelier nu de gekleurde kerstlampjes branden. Tranen van geraaktheid en ontroering komen snel op. Ik kan bijna niet meer stoppen met schrijven. En tijdens het schrijven sta ik af en toe spontaan op om te dansen (wat ik iedereen kan aanraden:).

Dieper dan pijn
We associëren diepte vaak met pijn. Vaak denk ik in die transitiemaand, als ik weer eenzaam op de grond lig - dieper dan dit kan ik toch niet gaan? Maar achter die uiterwaarden van verwarring ligt altijd een land vol vreugde.

Het duurt soms langer dan me lief is, nee het duurt altijd langer dan me lief is. Maar als ik blijf zitten en schrijven, komt er een nieuw soort vrijheid. Niet eentje van halleluja zie mij nou lekker door de lucht trekken, maar eentje waarbij mijn huid ruimer gaat zitten, eentje waarbij ik voel dat er meer rek in mijn geest en hart zat dan ik had kunnen vermoeden.

Trekvogelhart
En iets in mij wist dat dit zou gebeuren, laat ik dat de trekgans in mij noemen. De vrije gans die instinctief weet - we moeten op pad, een ver land trekt. De nijlgans in mij protesteert, die wil in zijn veilige nest boven in de boom blijven. Maar mijn trekvogelhart is sterk. Die gakt: kom op joh, laat dat stoffige nest even achter je, je hebt die vleugels niet voor niets gekregen.

Een huis in vrijheid
Ik ben dus eigenlijk een trekgans die steeds een nieuw huis zoekt. En in elk huis vind ik een beetje meer vrijheid.
En in die nieuw verworven vrijheid kom ik elke keer een beetje meer thuis.

vrijdag 2 december 2011

Transitie 6 - Een leuke wereld

De rode fietsstoplichten bij het station in Utrecht zijn al een tijdje hartvormig. Dat komt omdat een creatieve geest hier een zwarte sticker op heeft geplakt, waardoor het normaal ronde licht nu oogt als een rood hart.

Dat noem ik: transitie in gang zetten.

Groot begint klein
In mijn transitieblog nummer vier, schreef ik daarover. Hoe een maatschappelijke transitie altijd begint bij een persoonlijke. Willen we een duurzamere (en dus leukere) wereld, dan hebben we zulke stickerplakkers nodig. Het is ongelooflijk hoeveel vrolijker ik me voel als ik voor een rood hart in plaats van voor een rood stoplicht sta te wachten.

Puber-transitie-teit
Toen ik zestien was heb ik veel van die wereld-opleukende-acties uitgevoerd. Dat zal niet voor niets op die leeftijd gebeuren. De puberteit is transitieteit. Voor mij was het enorm frustrerend dat terwijl mijn hele innerlijke wereld op de kop lag, de buitenwereld er stug en onveranderlijk bij bleef liggen. Dat moest anders. Dat moest leuker.

Dus besloot ik om samen met mijn beste vriendin wierrook te branden op onze middelbare plattelandsschool. Stiekem natuurlijk, want wij voelden op onze Groningse klompen ook wel aan dat de schoolleiding dat iets minder leuk zou vinden.
Elke pauze slopen wij naar de wc om een stokje aan te steken om de school iets kruidiger, wereldser en lekkerder te maken. Er werd zoveel over gepraat, dat zelfs mijn broertje die op school zat in de stad Groningen (lees: de ECHTE wereld) er van wist.

Uiteindelijk werden we bij de directeur geroepen. Die had een vaag vermoeden dat wij de rookstichters waren. Want wij waren immers onlangs in Amsterdam geweest en ‘daar kon je dat spul kopen.’

Loesje
Om niet van school geschopt te worden (want dat dreigde te gebeuren) stopten we. Maar we bleven strijden voor een leukere wereld.

Onze grote inspirator was Loesje. Zij wist pas hoe je op een leuke manier de wereld kon prikkelen. Wij plakten onze kleidorpen vol met posters en schreven af en toe zelf ook een Loesje.

Mijn tekst ‘Ben ik nu duizelig of draait de wereld door?’ werd zelfs door Loesje op een poster geprint.

Een verschil maken
Ik weet niet of het wat heeft uitgevoerd, mijn puberale opleuk-acties. Maar voor mij waren ze het begin van het besef: ik ben onderdeel van deze wereld en ik maak een verschil.

Dat ik voor een wierrookstokje bijna van school werd gestuurd en dat mijn Loesje tekst gebruikt werd: dat betekende dat ik gehoord werd. Dat het er toe deed, wat ik dacht en zei, ook al zat ik verstopt tussen de noordelijke koolzaadvelden.

Door een sticker op een stoplicht te plakken kan ongeduld veranderen in een glimlach. Een Loesje poster brengt je op andere gedachten. En kleine verschuivingen in gemoed en in denkwijze kunnen enorme gevolgen hebben. Daarvan ben ik overtuigd.

Laten we leuk beginnen
En dat bedoel ik dus als ik schrijf dat maatschappelijke transities klein beginnen. Ik weet ook niet precies hoe dat moet. Maar laten we beginnen om de dingen leuker te maken. Dat lijkt mij een krachtig en vrij makkelijk begin. Want leuk is zo moeilijk nog niet.

donderdag 1 december 2011

Transitie 5 - Ganzen en sleutels

De ganzen zijn weg.

Ik merkte het pas na een uur. Terwijl ik langs de drooggevallen oevers van de Lek liep, voelde ik wel: er is iets anders. Maar ik dacht dat dat aan het extreme laagwater lag. De uiterwaarden lijken in deze droge tijden op het wad. Dezelfde slikgeur, dezelfde ribbelpatronen en scheuren in de uitgedroogde rivierbodem en dezelfde geluiden: meeuwen, meerkoeten en scholeksters, die hun oranje snavel net zoals bij de waddendijk in de modder steken.

Het schemerde. En even windstil. Vlak water. Blauw licht. En die stilte versterkte dat gevoel:er mist iets.

En toen wist ik het. De ganzen. In november waren ze, vooral in de schemer, overaanwezig. Ze kwamen in langgerekte v's vanuit de uiterwaarden aanvliegen. In de dichte mist, werd ik omgeven door hun luide gegak. 's Nachts in bed, waren de ganzen steeds op de achtergrond aanwezig, wat me op een of andere manier een vrij gevoel gaf.

Nu hoor ik alleen twee Nijlganzen. Net als thuis. Daar wonen ook twee Nijlganzen in de boom. Al zolang dat ik ze een naam heb gegeven. Gijsje en Gijs. Ze figureren vaak in mijn ochtendpagina's. G&G zijn niet, zoals andere ganssoorten, dol op transitie. Zij blijven plakken.

In november voelde ik me als die grauwe, rot- en brandganzen die hoog in de lucht gakten en zich voorbereidden op de grote reis. Ik was onderweg. Aan het transeren tussen thuis en dit atelier. Met twee sleutelbossen in mijn jaszak. Die van thuis met een hart als sleutelhanger en die van hier met een groene plastic soldaat. Die heb ik zo gekregen. Ik heb nooit echt begrepen waarom er zo'n schietende man aan mijn bos moet hangen. Omdat ik op een fort zit?

Een maand lang raakte ik die bos ook steeds kwijt. Maar vandaag haalde ik eindelijk mijn ateliersleutel van die soldatenbos en hing 'm aan mijn harten-huisbos. Vandaag, op 1 december, ben ik een Nijlgans geworden. Ik ben thuis.

Tja, dat zou een mooi einde van dit stuk tekst zijn geweest. Was het niet zo dat ik op DIT moment (en dat is echt waar) opeens een groep ganzen hoor overvliegen.

Kriebels in mijn buik. De ganzen roepen vrijheid. Ben ik wel een Nijlgans? Is transitie eigenlijk ooit voorbij?

Wordt vervolgd...

maandag 28 november 2011

Transitie 4 - Onpersoonlijk?

Lelijk woord
Het woord transitie roept niet bij iedereen inspiratie op. Als ik mensen vertel over de transitie-workshop die ik ga geven, kijken ze me wat vervreemd, soms zelfs bijna angstig aan. Transitie? Wat is dat voor eng, droog, abstract begrip? Dat kan niet over mij gaan, zie ik ze denken. Daar kan ik niet over schrijven.

Of zoals een vriendin na lezing van mijn blog zei: ik vind transitie maar een lelijk woord.

Het woord transitie roept veel verschillende associaties op. Enerzijds denk ik, zoals in mijn blogs te lezen valt, aan mist, uiterwaarden, ochtenden en onderweg zijn. Maar ik krijg ook de associatie met collegezalen en mijn studie Sociale Geografie. Oftewel met de wetenschap.

Wetenschap
Dat is niet vreemd als je de definitie van transitie op Wikipedia leest.

Transitie is een structurele verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld techniek, cultuur, instituties, economie en natuur en milieu.

Bij transitie hoor je dus niet te denken aan ontwaken en persoonlijk ontwikkelen, maar aan steenkool, aardgas en demografie.

Want dit zijn bekende transities:
De transitie van steenkool naar aardgas als belangrijkste energiedrager. De overgang van een industriële economie naar een diensteneconomie. En de demografische transitie van een hoog naar een laag sterfte- en geboortecijfer in West-Europa.

We zitten nu ook in een transitie. In die van de kapitalistische economie zoals we die nu kennen naar een meer duurzame maatschappij.

Transities maken we samen
Maar wat hebben die transities met mij te maken? Hoe kan je over transitie schrijven zonder dat het een sociaalgeografische of economische scriptie wordt?

Wel, na een tijdje denken en schrijven, kwam ik tot de volgende conclusie: elke maatschappelijke transitie begint bij een persoonlijke transitie.

Kijk maar op wikipedia, daar zeggen ze:

Transities duren vaak lang, tot zelfs meerdere generaties en vergen de steun en inzet van bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en burgers, als onderdelen van maatschappelijke netwerken.

Een transitie is dus iets dat we met z’n allen maken. Het is iets dat vanuit maatschappelijke netwerken bewerkstelligd wordt. En tegenwoordig doen we ook aan ‘transitie-management.‘ We sturen de transities. Transitie is niet alleen iets dat je overkomt, je maakt het. Samen.

Transitie begint bij jezelf
Elke transitie begint bij een veranderend, persoonlijk verlangen. De overgang naar een duurzame wereld begint met de behoefte van de mens om duurzamer met zichzelf om te gaan. Om gezonder te eten, bewuster te leven, groener te wonen.

Een maatschappelijke transitie is afhankelijk van persoonlijke transitie. Het klinkt misschien wat afgezaagd, maar het is wel waar: als ik beter in mijn vel zit, doe wat ik moet doen, dan ziet de wereld er ook beter uit.

En omgekeerd zijn persoonlijke transitie ook afhankelijk van maatschappelijke en economische transities.
De tijd, de economie, het landschap waarin we leven, beïnvloedt onze innerlijke wereld.

Dat zijn die op elkaar inwerkende en versterkende krachten. En daardoor wordt een transitie een structurele verandering. Het is een overgang waarbij iedereen betrokken is. Een verandering die niet over een nacht ijs gaat. Omdat iedereen zowel zijn persoonlijke als maatschappelijke systeem moet aanpassen op de nieuwe tijd. Je schakelt niet zomaar over op aardgas.

Binnen en buiten
Transitie is dus zowel een persoonlijk als een wetenschappelijk begrip. Een woord dat als een spiegel tussen binnenwereld en buitenwereld fungeert. Het gaat over mij in de wereld en de wereld in mij.

Transitie is die grens. Wederom. Tussen innerlijke verandering en maatschappelijke ontwikkeling. Tussen creatief, persoonlijk schrijven en wetenschappelijk analyseren. Tussen mist en steenkool. Het is schrijven over een lelijk woord in mooie zinnen.

dinsdag 22 november 2011

Transitie 3 Ochtendmist

Transitie is ontwaken.

Thee heb ik nodig. En een schrift. Schrijven om te landen in de dag.
Om nog even te blijven hangen op die grens. Die maffe transitie van slapen naar waken.Mijn ochtendpagina’s zijn elke dag weer een verslag van deze transitietijd.
Eerst schrijf ik over mijn dromen. Dan over het uitzicht vanuit mijn atelier.
Mist. Mist. Mist. En dan langzaam wordt de daggeest wakker.
Wat ga ik vandaag doen?
O ja, me zorgen maken.
Stuk voor stuk worden de stemmen wakker.
Wat moet ik doen? Wat moet ik niet vergeten? Hoe moet ik zijn?
Transitie over. Terug in de kraakheldere dag.

Maar morgenochtend ben ik er weer. Op die vage tussengrens.
Het duurt steeds langer. Ik schrijf steeds meer pagina’s in de schemer.
Het is lekker. Om er nog niet helemaal bij te zijn.
Bijna alsof ik dan meer Ik ben dan overdag.
Een deel dat ik overdag vergeet, is in de ochtend nog wakker.
De nachtheks. De donkere schrijfster. De droomster.
In de transitiefase ben ik de nacht en de dag.

Mist helpt daarbij. Ze houdt de wereld klein.
Zo kan je de hele dag in een transitiefase blijven.
Net niet wakker worden.Niet verder kunnen kijken dan de bomen op het fort.
Geen rivier te zien. Geen brug te zien. Geen kerktorens aan de horizon.
Ik hoor wel veel meer.Ganzen, treinen, dauw die in het water druppelt

Ik ga met andere zintuigen kijken. Niet alleen met mijn ogen.
Dat gebeurt als je in transitie bent.
Dan kijk je met je oren. Met je vingers.
Dan zie je dingen alsof je ze voelt.
Een droomwereld. In de mist. De hele dag in de schemer lopen.
Even niet vooruit kijken. Maar hier blijven. Er bestaat immers niets anders.

Omsloten door transitie. Tussen bunkers, bomen.
Schrijvend. Elke druppel. Elk geluid.
De nachtleeuw brult. Ze blijft nog even wakker.

zondag 20 november 2011

Transitie 2 - Uiterwaarden van tijd

Ik fiets op mijn vouwfietsje over de dijk. Het duurt een kwartier voordat ik van het station bij mijn atelier ben. Dit is mijn dagelijkse transitietijd.

Die heb ik nodig. Want ik kom niet zomaar aan. Ik zit met mijn hoofd nog half in de stad, de polders links en de rivier rechts zie ik nauwelijks. Ik fiets letterlijk en figuurlijk door de uiterwaarden van transitie.

De uiterwaard is geen rivier, maar ook geen dijk of weiland. Het is er iets tussen in. Het is een overgangsgebied tussen water en land. Zonder dijk of rivier zou het niet bestaan. Het bestaat bij de gratie van twee verschillende krachten.

Een transitie is vaak ingeklemd tussen twee velden. Het is de tijd en ruimte tussen mijn boshuis en mijn rivieratelier. Tussen mijn huidige werkelijkheid en mijn toekomst. Tussen de dag en de nacht, de herfst en de winter.

En toch zijn de uiterwaarden een gebied op zichzelf. Je herkent het. Het heeft zijn eigen kenmerken. Er groeit riet, er landen ganzen, het is vochtig. Er varen geen schepen zoals op de rivier en er staan geen boerderijen zoals in de weilanden.

Een leraar van een kunstacademie zei ooit: ’Je hebt nooit twee, maar altijd drie dingen. Het is niet enkel het een of het ander - een wit vel of een zwart vlak - er is altijd een transitie tussen die twee uitersten. En dat is een gebied op zichzelf.’

Transitie is niet alleen een tussengebied. Het is iets op zichzelf staands.

Ik ben geneigd om dit tussengebied slechts als een vervelend obstakel te zien. Die dijk, die reis duurt me te lang. Ik wil opschieten.

Maar als ik door de uiterwaarden fiets, zie ik letterlijk de pracht en kracht van een transitiegebied. Zie ik hoe vol leven dit gebied is. Vogels fourageren in de stille plassen. Langharige koeien grazen op het hoge sappige gras. Dit is een rijk gebied.

Vandaag heb ik er uren doorheen gelopen. Haiku’s geschreven. Meerkoeten bekeken. Er lag rust in dit gebied. En dat gebeurde op het moment dat ik het echt als een plek ervoer en niet als een tussenzone. Toen arriveerde ik in het hier en nu. Ik kwam nergens vandaan, ik ging nergens heen. Ik was daar. In transitie.

Toen kon ik de uiterwaarden ook beter zien. En ik zag dat een transitiegebied zich kenmerkt door een bepaalde ongrijpbaarheid. Ik krijg de schoonheid van dit gebied bijvoorbeeld net niet op de foto. Net zoals het me ook niet lukt om de schemer echt vast te leggen. Net zoals ik het gevoel heb dat de maand november me door de vingers glipt. Het heeft iets onbestendigs. Er zijn geen borden, geen boeien, geen duidelijke grenzen in een transitiegebied.

Misschien word ik daarom zo zenuwachtig van transitie, door dat ondefinieerbare. In de uiterwaarden weet je niet waar je heen gaat. Vanaf de uiterwaarden zie je die weilanden achter de dijk namelijk niet. Terwijl je in de chaos van de uiterwaarden vertoeft, kan je je niet voorstellen dat er net achter de horizon orde schuilt.

Transitie vraagt om overgave. Om niet te denken in afkomst en doel. Maar in onderweg zijn. Om gewoon over die dijk te fietsen, zonder weer naar huis te willen, zonder er al te willen zijn. Maar om gewoon over die dijk te fietsen.

Dit is de kunst - om te leven op die grens. De grens van weten en niet weten. Van vertrekken en aankomen. Op de grens van dag en nacht. Daar op dat dunne randje, in die uiterwaarden van de tijd, in dat schemergebied van de rivier - daar ligt een flinterdun bewustzijn. Als je daarin durft te staan. Vanuit daar durft te leven. Zonder te weten waar je vandaan komt of heen gaat. Dan ben je er. Nu. Hier.

zaterdag 12 november 2011

Transitie is niet leuk

Transitie. Of ik daar niet over wil schrijven. Dat vroeg de kunstwerkgroep van Werk aan het Spoel. Ja hoor, zei ik, in-te-res-sant. Maar eigenlijk had ik geen idee wat het woord echt betekent. Maar deze week heb ik het woord aan den lijve ondervonden.

En nu weet ik dit: transitie is niet leuk.
Want transitie betekent voor mij in eerste instantie ziek zijn.

De afgelopen week ben ik überhaupt niet in Culemborg geweest. Want ik lag door de griep geveld in bed. Een paar keer probeerde ik er uit te komen om op mijn vouwfietsje de afstand naar Culemborg te overbruggen. Maar voordat ik bij het station was, moest ik al afhaken. Ik was te ziek.

De hele week heb ik gedacht dat ik nu van alles miste. Het mooie weer bij de rivier, het boek dat eigenlijk geschreven moest worden, de bezoekers en dat woord Transitie dat in de uiterwaarden op mij lag te wachten.

Totdat ik besefte: dit IS transitie.

Het is niet de eerste keer. Dat ik aan het begin van een nieuw avontuur ziek word. Ik herinner me mijn eerste reis naar India. Tien dagen heb ik ijlend op bed gelegen. Meteen na aankomst was ik ziek geworden, van alle indrukken en bacteriën. Maar vooral ziek van de overgang. De abrupte overgang van het veilige Nederland naar het India met de duizenden donkere starende ogen. Ik had de transitieziekte.

Maar hoe ziek ik ook was, ik kon me er niet bij neer leggen. Na vier dagen zei ik tegen mijn reisgenote: morgen is het voorbij, laten we een treinkaartje gaan boeken. En met mijn ‘delhi-belly’ sleepte ik me naar het station - waar we uren zaten voordat we het boekingssysteem hadden doorgrond en een kaartje gekocht hadden; voor een trein die ik niet zou nemen. Omdat ik de volgende dag nog zieker was. Dit ritueel herhaalde zich drie maal. En elke keer stond de Indiase familie bij wie we logeerden hoofdschuddend toe te kijken. ‘Slow down,’ zeiden ze. ‘You can not run from India.’

Maar dat wilde ik wel. Run from India. In ieder geval wel uit dit met krottenwijken bezaaide Delhi. Maar India doen’t like runners. India vertraagt.

Maar niet alleen India vertraagt. Het is de transitie die vertraagt. Ik heb het daarna nog vaak meegemaakt. Op mijn reizen naar Granada, Hawaii, New Mexico en naar Noord Groningen en dus ook Culemborg - was ik de eerste week doodziek. En traag.
En keer op keer vond ik het verschrikkelijk. Ik wilde door. Door naar het avontuur waarvoor ik was gekomen.

Maar voordat ik op avontuur kan, moet ik dus door de transitietunnel. Eenmaal in die tunnel kan ik niet meer terug. Maar ook niet vooruit. Ik zit vast in een soort overgangsgebied tussen de oude en de nieuwe wereld. Zoals Joseph Campbell het noemt: je moet over een selectiedrempel heen.

Langzaam snap ik waar deze drempel voor dient. Het is alsof ik in deze zone weer ‘compleet’ word. Vooral als ik met het vliegtuig reis, komt enkel de helt van mij binnen een etmaal aan de andere kant van de wereld aan. Maar de andere helft is er nog lang niet. Tijdens de transitiefase sluit die tweede helft heel langzaam aan. Stukje bij beetje word ik weer een geheel.

Maar dat gebeurt dus ook als in naar Culemborg reis. Ik zit hier nu wel, in mijn nieuwe atelier, maar ik ben er nog niet helemaal. Een deel van mij ligt nog ziek op bed in Utrecht.

Het is een soort zielloos gevoel om niet compleet te zijn. Alsof er de hele tijd iets mist. Ik snotter en moet wennen aan de aan de kaalheid van de lege muren en het open fort.

Ik kan niets anders doen dan rustig ‘transeren’. Slenteren langs de Lek, thee drinken, tafels voor wandelaars buiten zetten met schrijfopdrachten. Op elke windrichting een.

Maar in de schemer gebeurde iets. Met elke tafel die ik weer naar binnen haalde, haalde ik ook een deeltje van mezelf naar binnen. Eerst vond ik mijn noordzijde bij de rivier, toen mijn oostelijke kant op de dijk, daarna een stukje zuid op de bunker en uiteindelijk vond ik mijn westelijke ik aan de rand van de boomgaard. Compleet.

Nu zit ik in het windstille centrum. Ik kom aan en zie al licht aan het einde van de tunnel. Een volle maan boven de Lek.

dinsdag 1 november 2011

Schrijven aan de Lek



Ik ben in transitie. Mijn spullen in dozen. Op naar het atelier aan de Lek, waar ik twee maanden zal gaan schrijven en doceren. Over transitie.

In november en december ben ik Writer in Residence bij Werk aan het Spoel, net buiten Culemborg aan de Lek.

Vandaag heb ik er mijn spullen naar toe gebracht. Het viel me meteen op dat de lucht aan de rivier anders is. Zachter, ruimtelijker, hoger. Ook het licht is anders. Daar heb ik nog geen woorden voor. Die ga ik in deze maanden zoeken.

vrijdag 23 september 2011

Het geheim van de handen

Het is maandagmorgen 9 uur en ik dans op de Balkan Beats. Dansconditie. Een perfecte start van de week. Toch ben ik tijdens het dansen vaak afgeleid. Ik denk aan de verhalen die ik wil schrijven, de reizen die ik nog wil maken, de e-mails die ik nog moet schrijven. Ik zit dusdanig in mijn hoofd dat mijn voeten de weg kwijt raken. Ik zie mezelf in de spiegel naar links gaan als de rest van de groep naar rechts gaat. Mijn arm omhoog zwaaien als die opzij moet.

Dansen met de handen
Totdat Karin ons de opdracht geeft onze handen tijdens het dansen te blijven volgen. ‘In India ben je pas een goede danseres als je je handen in het vizier houdt,’ zegt ze.

Ik volg mijn vinger terwijl ik zover mogelijk om mijn as draai. Zie mijn handen terwijl ik door de zaal zwier.

En nu ben ik er helemaal. Geen verhalen, reizen, e-mails. Ik ben bij mijn hand die naar mijn heup gaat. Bij de vinger die naar buiten wijst.

Focus. Je kunt dansen, maar toch afwezig zijn. Maar als je op je handen moet letten, moet je hier zijn en nergens anders. Handen zijn altijd aanwezig.

Schrijven met de handen
Daarom werkt schrijven zo goed. Als je een pen in de hand pakt, focus je jezelf. Zonder pen kunnen je gedachten alle kanten uitwaaieren. Het is die hand, waarin de pen zit, die je in het moment houdt. Die twee handen op het toetsenbord die voorkomen dat je in gedachten verzinkt. Door je aandacht in de schrijvende hand te bundelen krijg je een onderwerp sneller en dieper te pakken.

Specifiek
In de les ‘Schrijven met je handen’ tijdens Schrijfconditie reeks gaat het er om dat je je tekst handen en voeten geeft. Dat je je verhaal concreet en tastbaar maakt. Dat je het niet over een boom, maar over een eik te hebt. Je bestelt in je tekst geen eten op een terrasje, maar een broodje kroket op het terras van de plaatselijke kroeg. Dat zijn handen. Concreet en specifiek.

Als je schrijft vanuit je handen, ben je aanwezig. Duidelijk en direct.

Echt
Ik let altijd op handen. Het is het eerste wat me aan iemand opvalt. Of hij lange pianovingers heeft of brede werkhanden. Handen laten zien wie iemand is. En door een tekst handen te geven, door specifiek te zijn, laat je zien wie je bent. Je verschuilt je niet achter vaagheden, achter algemeenheden.

Je schrijft niet langer: het was een eenzame dag. Je schrijft: Ik heb vandaag mijn telefoon tien keer op berichten gecheckt. Ik had een keer een bericht. Het was van een KPN bericht dat mijn beltegoed op was.

Handen zijn echt. Geef iemand een hand en je weet wat voor iemand er tegen over je staat. Iemand met zweterige kleffe slappe handen of iemand met een stevige handdruk.

Hart
‘Handen zijn rechtstreeks verbonden met het hart,’ zegt Karin. ‘Als je je handen volgt, kom je in de flow.’

Zie schrijven als een dans. Schrijf als een Indiase dansers die haar handen nooit uit het oog verliest. Schrijf met stevige hand. Voel hoe je hand overgaat in je arm, hoe je arm overgaat in de romp en hoe het bloed van en naar je hart stroomt.

Door tijdens het schrijven je aandacht naar je handen te brengen, ga je uit je hoofd en in je hart. Als je echt landt op papier, oog hebt voor details, concreet bent, dan gaan de woorden stromen.

donderdag 15 september 2011

De schrijfwoestijn

Op boekschrijven.nl mijn nieuwste blog over de noodzaak van verdwalen tijdens het schrijven.
Als je het echt niet meer weet, is dit vaak een teken dat je op de goede weg bent!

woensdag 24 augustus 2011

You can write, you will write

Sarah Kay: If I should have a daughter ... | Video on TED.com

Prachtige ted-talk over de kracht van spoken-word-poetry.
'My poems tell me where it is all about.'

zaterdag 6 augustus 2011

Mevrouw Kleindorf

Nog een citaat van Nicole Krauss - uit Het grote huis - over schrijven:

'Nu zaten we tegenover elkaar, de gepensioneerde openbaar aanklager en de bejaarde schrijver, met oren waar het haar uitgroeide. Zijn lichaam was krom. Hij vertrouwde me toe dat het vreselijjk slecht met hem ging, ondanks het feit dat zijn laatste boek was bekroond met een prijs (waarvan ik nog nooit had gehoord). Elke alinea die hij er tegenwoordig uit wist te persen, werd meteen naar de prullenbak verwezen. Wat doe je daar dan aan? vroeg ik. Wil je dat weten? zei hij. Ik vraag er toch naar, zei ik. Nou goed dan, zei hij, zolang het maar onder ons blijft, mag je het wel weten. Hij boog zich over de tafel en fluisterde twee woorden: Mevrouw Kleindorf. He? zei ik. Precies zoals ik het zeg, mevrouw Kleindorf. Ik snap het niet, zei ik tegen hem. Ik doe net alsof ik aan mevrouw Kleindorf schrijf, zei hij. Mijn onderwijzeres uit de vijfde klas. Niemand anders krijgt het onder ogen, zeg ik tegen mezelf, alleen zij. Het maakt niet uit dat ze al vijfentwintig jaar dood is. Ik denk aan haar vriendelijke blik en de rode stempeltjes die ze altijd onder mijn werkstukken zette en ik kom vanzelf tot rust. En dan, zei hij, lukt het me een stukje schrijven.'

woensdag 3 augustus 2011

De kunst van het herschrijven

Herschrijven.
Dat doe ik deze maand.
Hier op Terschelling.
Eindeloos. Schrappen. Draaien. Schrijven. Herschrijven.
Vind je dat niet saai? vroeg mijn vader vanmorgen nog.
Die vraag krijg ik vaker.
En veel cursisten noemen het.
Dat herschrijven de magie uit hun werk haalt.
Dat het niet creatief meer voelt. Laat staan spiritueel.

Ja, natuurlijk is het af en toe saai. En vermoeiend. En verzucht ik regelmatig dat ik waarschijnlijk nooit de juiste toon en invalshoek zal vinden om dit verhaal optimaal tot zijn recht te laten komen.
En ja zeker, de neiging is om er mee te stoppen. En om weer aan een ander verhaal te beginnen. Om weer die opwinding te voelen als nieuwe woorden door je pen stromen. Om weer met verbazing naar mijn eigen tekst te kijken en te denken: heb Ik dit geschreven.

Vaak voelt het alsof die verhalen niet van mij zijn. Alsof ik slechts een doorgeefluik ben.

Renate Dorrestein vergelijkt verhalen in haar boek 'Het geheim van de schrijver'met ongeboren kinderzielen. Die rondzweven in het universum en een schrijver zoeken die hun essentie kunnen doorgeven.

De eerste ontmoeting met zo'n verhaal kan overweldigend voelen.
Alsof er opeens van hoger hand een idee door je pen wordt gestuurd.

Een moment om te eren. Maar niet om vast te houden. Want daarna gaat het aardse leven gewoon verder. Want het verhaal staat zelden (eigenlijk nooit) direct goed op papier. Het vraagt heel wat herschrijfwerk voordat je als schrijver ziet waar het verhaal/gedicht/essay echt overgaat. Herschrijven is ploeteren en heeft met magie weinig meer van doen.

Tenminste dat denken we. Maar ik kom er steeds meer achter dat dit noeste herschrijven eigenlijk spiritueler en creatiever is dan die eerste ingeving.
Tijdens dit gestaag doorschrijven, ook als je het eigenlijk niet meer wil of weet, verbind je jezelf op een hele aardende manier met de bron. Je zet jezelf in dienst van iets groters. Je danst niet even kort op die hemelse muziek. Nee je spint garen, die aarde en hemel verbinden.

Wat heeft een verhaal aan een schrijver die wegloopt op het moment dat het saai wordt. Als het te aards, te denkerig, te werkerig wordt.

Elizabeth Gilbert verwoordt het krachtig in haar tedtalk over creativiteit. Daarin heeft ze het over de genius. Een wezen, een kracht die voor de inspiratie zorgt. Elizabeth noemt dit haar ´Dobby de huiself'(uit Harry Potter)die haar af en toe wat magische inspiratie toewenkt.
´Mijn taak is het om elke dag op mijn werk te verschijnen,´ zegt ze. ´Maakt niet uit wat ik schrijf, als ik maar schrijf. Of het goed wordt, dat bepaal ik niet, dat bepaalt mijn genius.´

Dus hier zit ik, op Terschelling. Mijn werk te doen. Herschrijven.
Af en toe komt Dobby langs en sprankelt een nieuw idee in mijn woorden.
Af en toe heb ik sterk het gevoel dat ik achter het verhaal aan schrijf.
Dat het verhaal al bestaat en dat ik het alleen maar op papier hoef te zetten.

Maar meestal ploeter ik me door die woorden heen. Probeer dit eens. Dan weer dat. Haal hier wat weg, zet daar wat bij.
En toch voelt het essentieel.
Kan ik niet meer weglopen.
Voel ik de roeping, de verantwoordelijkheid, om dit verhaal om te zetten in mensentaal. Om deze ongeboren kinderziel een geboorte te gunnen in een leesbaar boek.

Dat is wat het voor mij betekent om schrijver te zijn.

Zomerboekentip

'Het grote huis' van Nicole Krauss (schrijfster van 'De geschiedenis van de liefde')

Een meesterlijk meeslepend boek. Onder andere om bedwelmend lange zinnen als deze:

'Zo word ik af en toe door een journalist benaderd voor een interview over de reden waarom ik met dichten ben opgehouden. Dan antwoord ik dat ik mijn gedichten niet goed vond, misschien zelfs wel heel erg slecht, of ik zeg dat een gedicht het vermogen in zich heeft om volmaakt te worden en dat die mogelijkheid mij uiteindelijk tot zwijgen heeft gebracht, of soms zeg ik dat ik me gevangen voelde in de gedichten die ik probeerde te schrijven, wat zoiets is als zeggen dat je je gevangen voelt in het heelal, of gevangen door onontkoombaarheid van de dood, maar de echte reden dat ik met dichten ben opgehouden is niet een van bovenstaande, in de verste verte niet, bepaald niet, de echte reden is dat ik, als ik kon verklaren waarom ik met dichten ben opgehouden, misschien weer met dichten zou beginnen.'

donderdag 14 juli 2011

Boek als nieuwsbericht

In mijn nieuwste blog 'Je eigen boek als nieuwsbericht' vertel ik hoe je droge journalistieke vaardigheden creatief kan inzetten bij het schrijven van je eigen boek.

donderdag 12 mei 2011

Haiku filmpjes

Een experiment: haiku in beeld. Een haiku is een Japanse dichtvorm van drie regels. De eerste bevat 5 lettergrepen, de tweede zeven lettergrepen en de derde weer vijf. Een haiku gaat over de natuur en is objectief, puur waarnemend beschreven. Beeldspraken, vergelijkingen, conclusies, meningen zijn not done. Samen met een aantal huisgenoten hebben we gekeken of het werkt om deze dichtvorm te vertalen in een filmvorm. Ons landgoed als onderwerp. Zo puur en direct mogelijk in beeld gebracht. Drie shots. Vijf seconden, zeven seconden, vijf seconden. Zie hieronder het resultaat. Korte, intense natuurbelevingen.


maandag 18 april 2011

Reportage over Saraswati en Wonder-word



In deze reportage van omroep-OHM vertel ik over de Indiase godin Saraswati, over de schrijfflow, mijn boek 'Weduwes worden niet verliefd' en zie je beelden van het laatste schrijfcafe. (begint op 3,31 min)
De reportage is gemaakt door Petra Maartense.

Saraswati is de godin van de kunsten en de wetenschap. Saras betekent: 'flow'. Wati betekent: zij die heeft. Saraswati- 'Zij die de flow heeft.'

De reportage is gemaakt in het kader van Navratri - een Hindoeistisch festival waarbij mata, de oermoeder, centraal staat. Saraswati is een van de vele gezichten van deze vrouwelijke, goddelijke energie.

donderdag 7 april 2011

Back to the Uithof

Tegenwoordig heb ik een atelier op de Uithof. Ik kijk uit over het hoge gebouw van de Universiteit Utrecht waar ik zo'n 12 jaar geleden gillend ben weggerend. Elke dag vind ik het weer verrassend dat ik juist op dit terrein mijn schrijfkunsten beoefen. En dan staar ik naar buslijn 11 die elke dag vol studenten voorbij rijdt en mijmer ik over de reis die ik heb gemaakt. Van mijn hoofd naar mijn hart en weer terug.

Mijn studie-mentor op de middelbare school had zijn best gedaan om mij op de universiteit te krijgen. Hij kreeg rode vlekken in zijn nek toen ik hem vertelde dat ik eerst een jaar wilde zeilen als matroos om vervolgens met mijn verdiende loon de wereld op land te verkennen.

'Als je niet meteen begint met studeren, raak je uit het leerritme en kom je er waarschijnlijk nooit meer in,' waarschuwde hij. 'Je kan beter in een keer door gaan, want van uitstel komt afstel.'

Deze redenering volgde ik niet. Want ik wist zeker dat ik zou gaan studeren. Ik was namelijk gek op leren. Mijn eindexamen leerde ik in het ruime ruim van ons schip en daar legde ik zorgvuldig op alle zes de tafels mijn studieboeken. Zo schoof ik van tafel naar tafel, van vak naar vak. Na een hele dag natuurkunde, aardrijkskunde en engels, was mijn hoofd nog steeds niet vol. 's Avonds in mijn kooi las ik de oude zenboeken van mijn vader, die ik niet begreep, maar die een onbedwingbare aantrekkingskracht op me hadden. Mijn mentor vond studeren iets waar je 'uit kon raken'; daar kon ik mij niets bij voorstellen.

Na mijn reis door het Caribisch gebied en India besloot ik Sociale Geografie te studeren. Vol goede moed en en een gezonde portie nieuwsgierigheid stapte ik dat hoge gebouw in, waar ik nu op uit kijk.

Na anderhalf jaar rende ik er overspannen en gedesillusioneerd weer uit. Ik had veel, heel veel, gelezen. Maar niets geleerd. De universiteit was een middelbare school in het kwadraat. Het was blokken, blokken, blokken. En dat kan ik goed. Te goed.

Na mijn propedeuse jaar zat ik helemaal vast in mijn hoofd. Mijn hoofd zat zo vol met kennis, dat het er allen nog maar als tranen uit kon komen. Van mijn creativiteit werd weinig gevraagd. Ik hoefde alleen maar te herhalen wat anderen gezegd en bedacht hadden. Maar daarvoor zat ik toch niet in die hoge toren der wijsheid? Klopte het dan toch wat mijn mentor had gezegd, was ik uit het leerritme? Had ik nooit de wereldzee op moeten gaan om mijn hoofd leeg te laten waaien? Al die woorden en theorieën pasten er niet meer in.

Ik stopte met mijn studie en bezocht kloosters in India, Nepal, Tibet. Ik oefende mezelf er in om mijn hoofd leeg te maken, niet nog voller. Ik deed praktische opleidingen, de zeevaartschool en journalistiek. Werkte met mijn handen. Ging schrijven. Zocht naar de vervulling die ik in de wetenschap (in mijn hoofd) niet kon vinden.

En nu, 12 jaar later, run ik mijn kleine bedrijf in woorden. Op diezelfde Uithof.

Het doet iets met mij. Dit uitzicht op die vierkante grijze panden. Het maakt van mijn atelier een kantoor. Sinds ik hier werk, denk ik weer. Dat heb ik sinds de middelbare school en die paar jaren universiteit niet meer echt gedaan. Boeken liggen op mijn tafels, ik schuif van mindfulness-studieboek naar wetenschappelijk artikel over de hersenen. Peins aan de hand van de Writer's Journey over de beste structuur voor mijn boek. Voel me soms meer een wetenschapper dan een kunstenaar.

Maar deze keer is het anders dan school. Ik kom niet meer vast te zitten in dat hoofd. Want ik weet dat ik ook twee handen, voeten en een hart heb. En dat er een wereld buiten de Universiteit bestaat.

Een paar weken terug fietste ik van een studentenhuis in Zuilen, waar ik een creatieve schrijfworkshop had gegeven, terug naar mijn kantoor. Ik voelde me tevreden met mijn werk. Blij dat ik die overvolle hoofden van die studenten met wat hartelijke, creatieve wijsheid kon voeden.

En toen, opeens, vlogen er laserstralen in zeven kleuren door de nachtelijke hemel. Ze kwamen uit die vervloekte kennisflat. In een rechte lijn liepen ze over mijn hoofd en achter mij zag ik ze landen op de Dom, in het hart van de stad.

Het is een prachtige metafoor voor mijn schrijven. Deze regenboog tussen de Uithof en de Dom. De taal is de laserstraal tussen mijn hoofd en mijn hart.

Pas nu, nu ik weet dat ik naast mijn hoofd ook een hart heb, kan ik werkelijk met mijn intellect aan de slag. Intelligentie huist namelijk niet alleen in het hoofd. Daar wordt ze dor. Maar als je de verbinding maakt tussen kennis en gevoel, tussen boeken en de wereld, dan ontstaat creativiteit.

Hier in mijn atelier op de Uithof leer ik te zien dat wetenschap een vorm van kunst is en dat het leer- en denkproces om creativiteit vraagt. Ik ben inderdaad uit het schoolse leerritme geraakt. Maar in een nieuw leerritme. En daarbij is niet mijn middelbare schoolmentor mijn gids, maar mijn pen.

Nieuwe schrijflessen

Nieuw op Boekschrijven.nl - blog:

- Een blog over de hersenpan van de schrijver waarin ik twee wetenschappelijke studies aanhaal die bewijzen dat zowel meditatie als schrijven een positief effect op het functioneren van onze hersenen heeft.

En op boekschrijven.nl - radio:

- Een schrijfles over autobiografische elementen in je verhaal.

- Een schrijfles over de interne criticus.

woensdag 30 maart 2011

Creatief met uitgeven

Twee weken geleden heb ik in mijn blog op boekschrijven.nl beschreven hoe ik er toe kwam om mijn boek in eigen beheer uit te geven.

In mijn nieuwste blog geef ik vier richtlijnen voor creatief uitgeven in eigen beheer. Wat uitgeven is een verlengstuk van creatief schrijven...

dinsdag 29 maart 2011

Het begint in je hoofd

Uit 'De kraai' van Kader Abdolah (boekenweekgeschenk)


'Als ik naar al die boeken kijk, verlies ik de moed. De meesters hebben al over alles geschreven, ze hebben geen ruimte voor mij overgelaten. Wat ik ook schrijf, ik blijf altijd in hun schaduw staan.'

Oom Djalal was een levensgenieter, hij zei: 'Ach jongen, je hoeft niet per se schrijver te worden; er zijn genoeg andere dingen te doen in het leven.'

'Ik wil niets anders,' antwoordde ik.

'Dan zal ik je iets leren,' zei hij zacht. ' Luister, ik heb bijna alle Perzische klassieken gelezen. De oude meesters beweren allemaal dat God een stuk van zichzelf in de mens heeft achtergelaten toen hij hem maakte. Hij heeft de mens een van zijn machtigste eigenschappen gegeven en dat is de kracht van de verbeelding. Het is een geheim waartoe alleen nobele mensen toegang hebben. Dus, jongeman, bedenk iets en maak het mogelijk. God heeft hetzelfde gedaan. Hij dacht aan een mens en hij maakte de mens. Hij dacht aan een zon en hij maakte de zon. Dat is het geheim.'

'Wat moet ik dan bedenken,' vroeg ik.

' Probeer je voor te stellen dat je het eerste exemplaar van je eerste boek in handen hebt en dat je van geluk je gezicht tussen de bladzijden drukt en de geur opsnuift. Begrijp je wat ik bedoel?'

'Ja, ik bedoel, nee, niet helemaal,'

'Neem Mohammad, de profeet, als voorbeeld. Hij was analfabeet, maar hij had een groot boek voor ogen. Hij kon zelf niet schrijven, maar hij hield mensen op straat staande en vertelde erover, hij vertelde over zijn boek. Zo schiep hij een groot boek zonder zelf een woord te schrijven. Anderen deden dat voor hem.'

Ik lachte: 'Oom, wat zegt u nu allemaal?'

'Het helpt ook in de liefde, maar vertel het niet aan je vader. Ik hou van mooie vrouwen en ik krijg wie ik ook maar wil.'

'Oom, u moet zulke dingen niet zeggen.'

'Luister,' zei hij serieus, 'je moeten weten hoe en waar je ze wilt hebben. Alles moet eerst hier plaatsvinden.' Hij tikte met zijn vinger tegen zijn hoofd.

Toen we bijna thuis waren, fluisterde hij: 'Niet vergeten: in je hoofd.'

donderdag 24 maart 2011

Aandachtig loslaten

Mark Mieras (hersonderzoeker):

'Als je naar de hersenen kijkt, is creativiteit vooral loslaten. Mensen die creatieve arbeid verrichten verstaan de kunst om bepaalde hersencentra uit te schakelen. Het is dus niet zo dat je een creatief centrum in je brein hebt dat je sterker kan maken.

Creatief zijn is aandachtig niet je best doen. Je moet er wel volledig bij zijn. Het vraagt de volledige inzet van je brein, maar zonder dat je je best doet zoals je dat op school hebt geleerd. Waarbij je jezelf dwingt in een vaste route te denken. Het is aandachtig loslaten. Je moet eigenlijk afleren om niet creatief te zijn.'

Zie ook het tweede filmpje in de videobalk.

woensdag 23 maart 2011

De hersenpan van de schrijver

Met de pen maak je niet alleen contact met de lezer, maar ook met je hersenen.

Tijdens mijn opleiding tot mindfulness trainer heb ik veel artikelen gelezen over de invloed van meditatie op de hersenen. Door na te denken over de manier waarop onze bovenkamer werkt, krijg ik ook nieuwe inzichten over schrijven. Daardoor begrijp ik beter, wat ik eigenlijk al wist – schrijven heeft een positief en sterk effect op de persoonlijke ontwikkeling.

Neem nu bijvoorbeeld een artikel dat in de Ode met het thema 'Lees en genees' van oktober 2010 stond.
Hierin werd een Amerikaans hersenonderzoek aangehaald dat een wonderlijk verband legt tussen woorden en de neurologische grondslag van emotionele trauma’s.

Het zit ongeveer zo: mensen met een posttraumatische stoornis zien hun traumatische herinnering steeds als een beeld of al een film voorbij komen. De zogenaamde visuele cortex is overactief. Maar het hersencentrum dat spraak produceert is gedeactiveerd. En daardoor lijkt de herinnering niet te kunnen samen gaan met woorden.

Het trauma is een zich steeds herhalende stomme film. Het ‘ondertitelen’ van deze traumatische herinnering, kan in het brein een verschuiving van het evenwicht te weeg brengen. De impact van de ongecontroleerde emoties wordt daardoor minder.

De taal kan dus als een hogedrukventiel werken. Door woorden te geven aan iets waar je eerst geen woorden voor had, haal je de druk van de hersenpan.

donderdag 10 maart 2011

Je ego uitgeven?

Lang was ik ervan overtuigd dat ik mezelf pas een schrijfster kon noemen als er een gepubliceerd boek op mijn naam stond.

Ik moest een erkende uitgever vinden om mijn manuscript naar toe te sturen. Want een boek uitgeven in eigen beheer was iets voor amateurs. Voor mislukkelingen die nergens tussen komen omdat ze simpelweg niet kunnen schrijven.

Vastbesloten was ik om de wereld te bewijzen dat ik een echte schrijfster was. Lees verder...

woensdag 2 maart 2011

Le fabuleux destin

Ik was even vergeten hoe leuk ze is. Amelie Poulain. Nadat ik de film acht keer had gezien en de cd grijs gedraaid had, was ik eigenlijk wel klaar met haar. Maar toen ik ter voorbereiding op het schrijfcafe "vrouwenportret" van aanstaande zaterdag allerlei vrouwenfilms aan het bekijken was, vond ik dat Amelie niet kon ontbreken.

Maar, net zoals in de film, laat ze zich niet zomaar vinden. Ze haalt trucjes met je uit. Ze laat je zoeken onder pasfotohokjes, achter tegels in de badkamer, laat briefjes achter in je jaszak.

Ik wist zeker dat mijn ouders haar in huis hadden. Zij ook. Maar toen ik er om vroeg, bleek ze nergens meer te zijn. Mijn moeder belde mijn tante. 'Heb jij Amelie?'
'Ja, natuurlijk,' zei ze. Maar toen ze in de kast keek, was er geen spoor te vinden van die groene dvd met dat eigenwijze gezichtje erop.

In mijn huis moest het lukken. Daar wonen tig filmfreaks. Vorige week zaterdag besloten we haar uit de kast te halen. Vijf huisgenoten wisten zeker dat ze Amelie hadden. Maar bij nadere inspectie, bleken ze haar allemaal kwijt te zijn. Uitgeleend? Maar aan wie ook al weer? Ze stond toch op de bovenste plank? Of moeten we haar in een ouderwetse telefooncel zoeken?

Amelie brengt je graag op een dwaalspoor.

Dan maar downloaden van het internet. Ha, maar dat was zo makkelijk nog niet.De beelden kregen we vrij snel binnen, maar de ondertiteling liep absoluut niet synchroon aan de film. De film leek daardoor precies op het fotoboek van Amelies vriend, waarin hij de stukjes van gescheurde en mislukte pasfoto's weer aan elkaar had geplakt.

Ik gaf niet op. Via bol.com kreeg ik haar te pakken. En eenmaal op Terschelling lag ze op me te wachten. Ze is en blijft ongrijpbaar, die Amelie.

dinsdag 1 maart 2011

In een rechte lijn vertragen

Vandaag in de Trouw :

‘Wie over de afsluitdijk van Noord-Holland naar Friesland rijdt, doet dat trager dan omgekeerd. Gemiddeld rijden automobilisten er maar 112 kilometer per uur. In de richting van Friesland is de gemiddele snelheid 111 km, de andere kant op, richting het westen, 113 kilometer per uur.
Tijdens de 5 minuten dat er het hardst gereden werd, bedroeg de gemiddelde snelheid richting Friesland 120 km/uur en richting Den Oever 134 km / uur.’

Als je koerst richting het westen, versnel je blijkbaar. En als je je neus richting Friesland richt, vertraag je dus. Dit nieuwe feit, dat ontdekt is omdat de Trouw er een onderzoek naar had laten doen, liet mij vandaag niet meer los.

Voornamelijk omdat ik zelf een groot deel van de dag op weg was naar Friesland. In de trein weliswaar, en ook niet via de afsluitdijk, maar toch.

Ik weet niet wat het is. Maar ik voelde het vandaag ook. Die vertraging. Al starend over mistige weilanden, dommelde ik af en toe in slaap. Iets dat me thuis zelden overkomt. Ik staarde, droomde en mijmerde over het boek dat ik aan het lezen ben. Ik ging minstens 2 km per uur langzamer dan normaal.

Dat werd alleen nog maar erger toen ik op de boot stapte, richting Terschelling. Ik keek nauwelijks meer in mijn boek. Zag de drooggevallen zandbanken. De schuine groene boei. Stroom mee, maar toch ging ik langzamer. Daarom werkt de cursus Woorden jutten aan zee ook zo goed op dit eiland. Daarom schrijf ik hier zelf zo graag. Schrijven is gebaat bij vertragen. Je ziet meer. Er is ruimte voor nieuwe ideeën.

Ik ben benieuwd hoe ik op de terugweg in de trein zal zitten. Voorovergebogen achter mijn laptop - alsof het mijn stuur is? Slechts zelden uit het raam kijkend en met een ongeduld van minstens 120 km/uur?

Niet dat ik vertragen alleen maar idealiseer. Ik ben in Leeuwarden geboren, in Noord Groningen opgegroeid. Ik stikte bijna in al die traagheid, dat langzame gewauwel met die uitgerekte a's en o's. Al snel drukte ik het gaspedaal richting het westen in. Lekker, met 130 km / uur.

Maar na een tijdje benauwt ook snelheid. Hoe snel ik ook ga, ik kom niet van de grond. Ik blijf rondjes rijden rondom de stad. Duizelig voel ik me soms. En dan is het heerlijk om in een rechte lijn te vertragen. Over de dijk, over de spoorlijn. Met de neus richting Friesland.

zaterdag 19 februari 2011

Leren schrijven is leren kijken

Ik zit achter op de motor. We rijden over een industrieterrein. Aandachtig kijk ik om me heen. Ik verzamel materiaal.

Boven de grijze laagbouw kringelt rook de lucht in. In de berm ligt naast een overvolle, gele vuilnisbak een rood cola-blikje in de berm. Links van ons strekt het rechte Amsterdamrijnkanaal zich uit, er hangt een lage cumulusbewolking boven de horizon.

Op het eerste gezicht niets bijzonders. Toch is dit moment waarop ik echt leerde schrijven. Ik leerde schrijven, omdat ik leerde kijken.

Lees verder....

zondag 13 februari 2011

Schrijfwerkplek

Er staat op BOEKSCHRIJVEN.NL weer een nieuwe podcast. Dit maal praten schrijver David Mulder en ik over de voor- en nadelen van een eigen schrijfwerkplek.

woensdag 2 februari 2011

Faith

Dit is een van mijn favoriete gedichten over de nieuwe maan.
Door David Whyte (een Australische dichter)

Faith

I want to write about faith,
about the way the moon rises
over cold snow, night after night,

faithful even as it fades from fullness,
slowly becoming that last curving and impossible
sliver of light before the final darkness.

But I have no faith myself
I refuse it even the smallest entry.

Let this then, my small poem,
like a new moon, slender and barely open,
be the first prayer that opens me to faith.

(Donderdag 3 februari is het nieuwe maan...)

woensdag 12 januari 2011

De nachtelijke roep van Hawaii

Ook al ben ik nu een kleine week in Nederland, ik ben nog half in Hawaii. De jetlag -na de 25 uur durende vliegreis en het elf uur grote tijdsverschil- is stevig.
Overdag ben ik moe en 's nachts ben ik wakker. Ik leef nog volgens de Hawaiiaanse klok. Vermoeiend - maar ook magisch. Alsof het eiland me in die wakkere nachten roept. Nog iets wil zeggen -

'Niet zo snel meisje. Blijf nog even staan. Ruik de zwaveldampen van vers steen, kijk vanaf de kliffen of er walvissen of honu's voorbij schuiven. Rust een moment in dat oerwoud in de onderbuik waar kikkers nachtconcerten kwaken. Verblijf net onder de huid waar de oceaan breekt. Voel in je botten de zon, in je spieren de vele yoga-uren, onder je nagels de koffie. Blijf nog heel even in de nachtelijke Hawaiiaanse zon liggen. Nu kan het nog. Straks is ze weg - dit eiland - reik naar haar in de nacht.'

In deze wakkere nachten verzamel ik de elf uren die ik tijdens mijn vliegreis verloren ben. Ik eigen ze me weer toe. In deze nachten zoek ik toevlucht op het strand aan de rand van mijn hart, bezaaid met tiki's - beschermgoden. Zoals in die oeroude Hawaiiaanse nederzetting die ik op mijn laatste dag bezocht heb. Houten beelden kijken uit over zee, tempels van palmbladeren, monumenten van zwart lava gesteente. Vroeger was dit een plek, onder in een hoge baai, waar gevallen strijders en misdadigers een tweede kans kregen. Een plek waar jongelingen, ouderlingen en vrouwen veilig waren in oorlogstijd. Een heilige zone waar niet gevochten werd.

Als verloren tijdsreiziger zoek ik toevlucht in deze baai. Ik waak aan de kust. Ik heb het gevoel dat er daar, ergens aan een rafelig randje van mijn hart, iets zal aanspoelen. Ik weet niet wat. Maar dat doet er niet toe. Ik staar net zo lang over de zich herhalende zee, totdat de dag weer dag is en de nacht weer nacht.

maandag 10 januari 2011

Schrijf oud, schrijf nieuw

Dit jaar schrijf ik elke twee weken een blog voor de nieuwe, inspirerende schrijfsite www.boekschrijven.nl.

De eerste blog van 2011 gaat over het schrijven rondom oud en nieuw. Dit is mijn favoriete tijd om te schrijven. En dat is niet voor niets. Lees hier de vijf redenen waarom oud en nieuw een vruchtbare schrijftijd is.

zondag 2 januari 2011

Utopia

Hoog op een klif, dichtbij de sterren en het laatste sikkeltje van de maan, ben ik het nieuwe jaar in gegaan. Technomuziek dreunde over deze afgelegen cava-boerderij waar het grote nieuwjaarsfeest 'Utopia' plaats vond. Cava is een wortel waar je een modderig drankje met een licht narcotisch effect van maakt. Vroeger mochten alleen de koning en stamhoofden dit Hawaiiaanse hallucinerende drankje drinken, maar nu is het beschikbaar voor iedereen. Het smaakt naar slootwater en geeft je lippen, tong en keel een tintelende verdoving. Samen met mijn vrienden dronk ik deze koninklijke drap uit halve kokosnoten - terwijl de meeste andere feestgangers iets sterkere en moderene versies van cava in namen. Vage ogen, uitbundig gedrag : de meesten ervoeren Utopia als een trip.

Ik danste, staarde in het vuur en proostte vrienden op een rijk 2011. Ik sliep in mijn tentje in de suikerrietvelden, net achter het podium. Dreunend op mijn matrasje keek ik naar de bizar heldere sterrenhemel. Bij de eerste zonnestralen keek ik naar de voorbijtrekkende walvissen en de rustig drijvende zeeschildpad in de ruige branding.

Zodra ik naar de zee kijk, komt er een schildpad naar de oppervlakte om me te groeten. In Hawaii geloven ze dat iedereen een eigen beschermdier heeft. Ik geloof dat de mijne een zeeschildpad is. Die me laat zien hoe je zelfs in de ruigste branding, mee kan gaan met de stroom. Rustig dobbert hij daar tussen de schuimende koppen. De 'Honu' (schildpad in het Hawaiiaans) laat me ook zien dat ik altijd een huis bij me heb. Ook al ben ik ver weg.

Dat zegt dit hele eiland eigenlijk. Hawaii heeft zoveel verschillende gezichten, dat het makkelijk een huis voor iedereen kan zijn. Van de dertien klimaatzones die de wereld kent, heeft Hawaii er elf. In het midden heb je de besneeuwde bergtop, in het zuidoosten heb je het regenwoud, aan de oostkust is het droog, iets hoger heb je de koffieplantages, en op 1 januari liepen we door de groene ranches en heuvels van Waimea. Ik zie Zwitserland, Schotland en Tibet in dit eiland. Elk aspect van mij vindt een onderkomen hier. Hawaii is als het schild van mijn honu. Rijk beschilderd -drijvend in de openheid van een heel nieuw jaar.