zondag 20 november 2011

Transitie 2 - Uiterwaarden van tijd

Ik fiets op mijn vouwfietsje over de dijk. Het duurt een kwartier voordat ik van het station bij mijn atelier ben. Dit is mijn dagelijkse transitietijd.

Die heb ik nodig. Want ik kom niet zomaar aan. Ik zit met mijn hoofd nog half in de stad, de polders links en de rivier rechts zie ik nauwelijks. Ik fiets letterlijk en figuurlijk door de uiterwaarden van transitie.

De uiterwaard is geen rivier, maar ook geen dijk of weiland. Het is er iets tussen in. Het is een overgangsgebied tussen water en land. Zonder dijk of rivier zou het niet bestaan. Het bestaat bij de gratie van twee verschillende krachten.

Een transitie is vaak ingeklemd tussen twee velden. Het is de tijd en ruimte tussen mijn boshuis en mijn rivieratelier. Tussen mijn huidige werkelijkheid en mijn toekomst. Tussen de dag en de nacht, de herfst en de winter.

En toch zijn de uiterwaarden een gebied op zichzelf. Je herkent het. Het heeft zijn eigen kenmerken. Er groeit riet, er landen ganzen, het is vochtig. Er varen geen schepen zoals op de rivier en er staan geen boerderijen zoals in de weilanden.

Een leraar van een kunstacademie zei ooit: ’Je hebt nooit twee, maar altijd drie dingen. Het is niet enkel het een of het ander - een wit vel of een zwart vlak - er is altijd een transitie tussen die twee uitersten. En dat is een gebied op zichzelf.’

Transitie is niet alleen een tussengebied. Het is iets op zichzelf staands.

Ik ben geneigd om dit tussengebied slechts als een vervelend obstakel te zien. Die dijk, die reis duurt me te lang. Ik wil opschieten.

Maar als ik door de uiterwaarden fiets, zie ik letterlijk de pracht en kracht van een transitiegebied. Zie ik hoe vol leven dit gebied is. Vogels fourageren in de stille plassen. Langharige koeien grazen op het hoge sappige gras. Dit is een rijk gebied.

Vandaag heb ik er uren doorheen gelopen. Haiku’s geschreven. Meerkoeten bekeken. Er lag rust in dit gebied. En dat gebeurde op het moment dat ik het echt als een plek ervoer en niet als een tussenzone. Toen arriveerde ik in het hier en nu. Ik kwam nergens vandaan, ik ging nergens heen. Ik was daar. In transitie.

Toen kon ik de uiterwaarden ook beter zien. En ik zag dat een transitiegebied zich kenmerkt door een bepaalde ongrijpbaarheid. Ik krijg de schoonheid van dit gebied bijvoorbeeld net niet op de foto. Net zoals het me ook niet lukt om de schemer echt vast te leggen. Net zoals ik het gevoel heb dat de maand november me door de vingers glipt. Het heeft iets onbestendigs. Er zijn geen borden, geen boeien, geen duidelijke grenzen in een transitiegebied.

Misschien word ik daarom zo zenuwachtig van transitie, door dat ondefinieerbare. In de uiterwaarden weet je niet waar je heen gaat. Vanaf de uiterwaarden zie je die weilanden achter de dijk namelijk niet. Terwijl je in de chaos van de uiterwaarden vertoeft, kan je je niet voorstellen dat er net achter de horizon orde schuilt.

Transitie vraagt om overgave. Om niet te denken in afkomst en doel. Maar in onderweg zijn. Om gewoon over die dijk te fietsen, zonder weer naar huis te willen, zonder er al te willen zijn. Maar om gewoon over die dijk te fietsen.

Dit is de kunst - om te leven op die grens. De grens van weten en niet weten. Van vertrekken en aankomen. Op de grens van dag en nacht. Daar op dat dunne randje, in die uiterwaarden van de tijd, in dat schemergebied van de rivier - daar ligt een flinterdun bewustzijn. Als je daarin durft te staan. Vanuit daar durft te leven. Zonder te weten waar je vandaan komt of heen gaat. Dan ben je er. Nu. Hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten